De ondernemende mecenas

Liefdadigheid Joop van den Ende grotendeels naar eigen netwerk

Nieuws

Liefdadigheid Joop van den Ende gaat grotendeels naar eigen netwerk

De miljoenen die oud-theaterproducent Joop van den Ende via zijn liefdadigheidsstichting wegschenkt aan goede doelen, komen voor een groot deel terecht bij bedrijven en instellingen waar Van den Ende zelf; zijn familie of zakenpartners bij betrokken zijn. Bij zeker 65 procent van de 65 miljoen euro die Van den Ende tussen 2009 en 2016 weg schonk was dat het geval, zo blijkt uit onderzoek van De Groene Amsterdammer, platform voor onderzoeksjournalistiek Investico en radioprogramma Argos.

Met de schenkingen van de VanDenEnde Foundation wordt onder meer de hypotheek afbetaald van het Amsterdamse Delamar Theater; een belangrijk podium voor Stage Entertainment; het commerciële musicalbedrijf van Van den Ende. Andere schenkingen werden deels omgezet in opdrachten aan bijvoorbeeld productiebedrijf Medialane van dochter Iris van den Ende of aan producties van Stage Entertainment.

De Belastingdienst heeft in 2006 vergeefs geprobeerd een einde te maken aan de nauwe betrokkenheid van familieleden bij vermogensfondsen zoals de VanDenEnde Foundation, stelt directeur Ryclef Rienstra van de liefdadigheidsstichting. De fiscus stelde een verbod voor om filantropen en hun familieleden in het bestuur te laten plaatsnemen.

Blijf op de hoogte van onze onderzoeken. Meld je aan voor de nieuwsbrief

‘Samen met andere familiefondsen in de FIN, de brancheorganisatie van vermogensfondsen in Nederland, hebben we dat tegengehouden,’ zegt Rienstra. ‘Het zou betekenen dat meneer en mevrouw Van den Ende niet meer in het bestuur van hun eigen Foundation mogen zitten. Dan houden we ermee op.’ Joop van den Ende bevestigt dit: ‘We zeiden: “nu is het klaar”.’

De Belastingdienst trok de aanscherping van de regels vervolgens in, stelt Rienstra. De Belastingdienst wil dit ontkennen noch bevestigen, maar laat wel weten dat een bestuur als bij de VanDenEnde Foundation kritisch wordt beoordeeld. ‘De onafhankelijkheid van de ANBI tegenover haar donateurs en begunstigden zal niet bevorderd worden als personen in het bestuur zitting nemen die in een zakelijke relatie staan tot de oprichter en voorzitter’.

Regels voor geefgeld

De fiscus wil duidelijke regels voor de besteding van liefdadigheidsgelden omdat de giften aftrekbaar zijn van de belasting. Geefgeld wordt via deze weg een semi-publieke uitgave die niet de zakelijke belangen van de filantroop zelf mogen dienen. Een gever mag niet over zijn gift beslissen ‘als ware het zijn eigen geld’.

Bij de VanDenEnde Foundation lijkt het omgekeerde het geval. Het bestuur bestaat uit vijf personen, waaronder Joop van den Ende zelf, echtgenote Janine Van den Ende en zwager Frank Klijberg, zijn huisadvocaat Hans van Veggel en Peter Prein gevolmachtigde van CHIOS Investments, de commerciële holding van Van den Ende. Zij besluiten echter niet zelf over donaties, zegt Joop van den Ende in een reactie. ‘Wij geven niet één bedrag weg zonder onafhankelijk adviseurs te hebben geraadpleegd. Zij worden ingehuurd door de directie, niet door het bestuur.’

De Belastingdienst liet de VanDenEnde Foundation in 2017 weten dat het bestuur met onafhankelijke leden moet worden uitgebreid. Naar kandidaten wordt inmiddels gezocht, zeggen Van den Ende en Rienstra.

Veel ondernemers hebben moeite om beperkingen te accepteren in de besteding van liefdadigheidsgeld, zegt Jo Houben, directeur van de stichting Cultuur+Ondernemen, een kenniscentrum voor ondernemerschap in de cultuursector in een reactie. ‘Ze blijven nu eenmaal ondernemer en moeten vanuit het publieke domein teruggeduwd worden. Dat moet bijvoorbeeld door de Belastingdienst gebeuren.’ De stichting ontwikkelde een Cultural Governance Code met richtlijnen voor risicomanagement, belangenverstrengeling en openheid. Houben: ‘Volgens die code kan een constructie waarin de dochter van Van den Ende verdient aan een gesponsord project, niet door de beugel.’

Financieel overzicht

Bron: Jaarverslagen 2009-2016 VandenEndeFoundation.
* * volgens Ryclef Rienstra gaat er 22 miljoen naar deze post. Dat bedrag staat niet in de openbare jaarverslagen.

Verantwoording

Investico is radicaal transparant. In verantwoordingsdocumenten maken wij onze onderzoeksmethodes en resultaten openbaar zodat publiek en andere onderzoekers ons werk kunnen controleren en erop kunnen voortbouwen. In de longread van het onderzoek hieronder verwijzen noten naar het bronmateriaal. Wilt u meer weten over onze missie en methode? Lees meer

Onderzoek met bronnen

De ondernemende mecenas

De miljoenen die Joop van den Ende via zijn liefdadigheidsstichting schenkt aan de cultuursector belanden voor een groot deel bij instellingen waar hij, zijn familie of partners bij betrokken zijn.

De vraag is voor Gijs en Sophia van basisschool De Nootenbalk uit Harmelen: van welke Nederlandse rapper is de hit Energie? Het tweetal hoeft er niet lang over na te denken: ‘Ronnie Flex’, schreeuwen ze tegelijk in de microfoon. Dat is het winnende antwoord. Groep 7 van De Nootenbalk wint er een optreden mee op het Kerst Muziekgala in Ahoy, in aanwezigheid van koningin Máxima. Het is de hoofdprijs van het AVROTROS-familieprogramma Lang leve de muziekshow, waarin elke week op zaterdagavond om half acht drie schoolklassen uit een provincie muzikaal met elkaar in de slag gaan.

Het thema van de show is Nederlandstalige muziek. Juffen zingen onder de douche de bekendste radiohits. Kinderen beantwoorden vragen over Nederlandse muzikanten en de drie klassen maken een videoclip met de hulp van deze keer Martijn, Noah en Jesper, van de YouTube-groep Ponkers. Rapper Diggy Dex oordeelt en treedt zelf op, enthousiast onthaald door het kinderpubliek. Tussendoor wordt er gezongen, geklapt en waagt het presentatieduo samen met kinderen een dansje op het podium.

Het is onderdeel van het project ‘Méér muziek in de klas’ dat muziekles in het basisonderwijs wil bevorderen. In het bestuur zitten onder anderen theaterproducent Joop van den Ende en Ryclef Rienstra, directeur van de VandenEnde Foundation. De Foundation stelde in 2015 en 2016 bij elkaar 1,2 miljoen euro beschikbaar aan de stichting. Koningin Máxima is erevoorzitter van de ambassadeurs van het project.

Word nu Vriend van Investico en versterk de onderzoeksjournalistiek in Nederland

Steun ons

Maar Van den Ende is ook nog op een andere manier betrokken. Het tv-programma Lang leve de muziekshow wordt in opdracht van AVROTROS geproduceerd door Medialane, het productiebedrijf van zijn dochter Iris van den Ende. De opnamen vinden plaats in Studio Cé, ook van Medialane. Dit bedrijf is voor dertig procent eigendom van Chios Investments, de holding waarin Joop van den Ende zijn commerciële belangen heeft ondergebracht.

Mecenaat en commerciële activiteiten

Bij Joop van den Ende gaan mecenaat en commerciële activiteiten regelmatig hand in hand, blijkt uit onderzoek van De Groene Amsterdammer, platform voor onderzoeksjournalistiek Investico en radioprogramma Argos. De 75-jarige voormalige tv- en muziektheaterproducent doneert veelvuldig aan culturele doelen, maar bevriende instellingen, bedrijven en familie profiteren daarvan regelmatig mee. Hét vehikel voor de vrijgevigheid van Van den Ende is de VandenEnde Foundation, opgericht in 2001. Het is een zogenaamde ‘culturele ANBI’, wat betekent dat gevers hun gift mogen aftrekken van hun belastbaar inkomen en dat het uitgekeerde geld ook belastingvrij is. Met die belastingaftrek wordt privé-geld semi-publiek, en daarom stelt de overheid allerlei voorwaarden aan wie het geld waaraan mag besteden. Zo is het bijvoorbeeld niet de bedoeling dat het belastingvrije geld via een omweg bij familieleden, commerciële bedrijven of zakenrelaties van de mecenas terechtkomt. De ondernemende vrijgevigheid van Joop van den Ende staat in de praktijk op gespannen voet met die regels.

Via zijn Foundation geeft Van den Ende jaarlijks acht miljoen euro aan de goede zaak, blijkt uit de jaarverslagen (2009-2016) van de Foundation. Hij mag dat hele bedrag aftrekken van zijn belastbaar inkomen. Hoeveel belastingvoordeel hem dat precies oplevert, is volgens experts nauwelijks te berekenen. Volgens Sigrid Hemels, hoogleraar belastingrecht aan de Erasmus Universiteit Rotterdam en fiscalist bij Allen & Overy, is het zelfs onmogelijk. ‘Het kan zelfs zijn dat hij helemaal geen belastingvoordeel behaalt.’ Voor de superrijken – Quote schat Van den Ende’s vermogen op 1,5 miljard euro – bestaat er een waaier van fiscale trucs. Uitgaande van de vermogensbelasting (25 of 30 procent) schommelt volgens onze berekeningen het belastingvoordeel dat Van den Ende kan behalen door zijn giften tussen de 2 en 2,5 miljoen euro per jaar.

In de jaren 2009 tot 2016 schonk Van den Ende via zijn Foundation 65 miljoen euro aan diverse doelen, wat hem dus een belastingvoordeel kan opleveren van 16 à 20 miljoen. Het bijzondere is dat minimaal 63 procent van deze giften (40 miljoen) direct of indirect terechtkwam bij het netwerk van Van den Ende: bij organisaties waar hijzelf en zijn familie, vrienden en zakenpartners een flinke vinger in de pap hebben. Ook zijn er regelmatig connecties met commerciële activiteiten van hemzelf en dezelfde familieleden, vrienden en zakenpartners, blijkt uit ons onderzoek.

Voor Joop van den Ende lijkt dit een logisch gevolg van zijn visie op mecenaat. ‘Ik adviseer andere rijke mensen soms over wat ze moeten doen met hun geld’, vertelt hij in het kantoorpand van Chios Investments waar ook de VandenEnde Foundation is gehuisvest en dat naast zijn andere bedrijf, Stage Entertainment, staat. ‘Ik zeg dan altijd: “Hou het dicht bij huis. Doe waar je verstand van hebt, volg je hart.”’ Het is een adagium, vertelt hij, dat hij zelf volop in praktijk brengt. Als puber werkte hij bij het Holland Festival – ‘daar heb ik met mes en vork leren eten’ – later steunt de Foundation het festival. In het begin van zijn carrière stonden zijn theaterproducties in het Amsterdamse Nieuwe DeLaMar Theater – ‘een geweldige plek’. In 2004 redde de Foundation het theater van de ondergang. En natuurlijk is het dan goed dat zijn commerciële kaskrakers lange tijd achter elkaar in dit DeLaMar staan. ‘Dat is nu eenmaal de manier om zowel het theater als een grote productie rendabel te maken’, verzucht hij. ‘Weet je wat het kost om zo’n grote musical naar Nederland te halen?’

DeLaMar

‘Theaterplein’, klinkt het uit de speakers terwijl tram 7 het Amsterdamse Leidseplein op klingelt, om even later pal voor de rode loper van het DeLaMar tot stilstand te komen. Het gebouw aan de Marnixstraat is de kroon op het werk van Joop van den Ende. Het theater werd feitelijk opnieuw gebouwd, alleen de rechtergevel bleef staan. Er kwamen een nieuw interieur en een tweede zaal. In de foyers en het grand café hangen foto’s van topfotografen als Inez van Lamsweerde, Anton Corbijn en Erwin Olaf. De werken maken deel uit van de permanente fotocollectie die echtgenote Janine van den Ende speciaal voor DeLaMar samenstelde, met een budget van een miljoen uit de geldkas van de Foundation. De VandenEnde Foundation is eigenaar van het pand, maar om de risico’s te spreiden is de exploitatie van het pand ondergebracht in een aparte stichting: DeLaMar Theater. In het bestuur zitten echter dezelfde mensen als in de Foundation.

In 2004 wilde Amsterdam van het theaterpand af, want de geschatte renovatiekosten waren te hoog voor de toen armlastige gemeente. Wethouder Hannah Belliot was opgetogen toen ze het pand kon verkopen, met daaraan gekoppeld de vijftigjarige erfpacht van 1,2 miljoen euro. Door een rigoureuze verbouwing en de aankoop van twee aangrenzende panden liep het kostenplaatje op naar 65 miljoen euro.

‘Joop van den Ende’s cadeau aan de stad’, noemde burgemeester Eberhard van der Laan het gerenoveerde DeLaMar. Jeannette Smit, de oud-directeur van de combinatie Bellevue/DeLaMar en de huidige directeur van Theater Bellevue, denkt daar genuanceerder over. ‘Cadeau aan de stad? Het is eerder andersom! De stad heeft Van den Ende een mega-cadeau gegeven! Voor een prikkie heeft hij zijn eigen theater midden in de binnenstad op een triple A-locatie. Die waarde is alleen maar toegenomen. Het bood hem de mogelijkheid om een privé-plek te verwerven, waar hij vooral zijn eigen producties kan neerzetten, echt een enorm voordeel.’

De bouw van het theaterpand werd gedeeltelijk gefinancierd met een hypotheek, die door de Foundation wordt afgelost via de jaarlijkse donaties van Joop van den Ende. Het geld dat als besteding aan een cultureel goed doel de boeken in gaat, wordt dus niet weggegeven door de Foundation. Aan het eind van de rit staan de tientallen miljoenen ‘geefgeld’ als eigen vermogen op de balans van de Foundation – en is de Foundation eigenaar van een theaterpand dat vrij van hypotheek is.

Het theater aan de Marnixstraat stond van oudsher bekend om zijn gevarieerde aanbod. Een belangrijk en noodzakelijk podium voor vrije producenten van cabaret- en toneelvoorstellingen. ‘We hadden een echt Amsterdamse programmering’, vertelt Smit van Bellevue. ‘Johnny Kraaijkamp kon er soms wel een maand staan. Hetzelfde gold voor Freek de Jonge. Het liep als een tierelier, zat altijd hartstikke vol.’ Het pand zelf was misschien wat krakkemikkig, maar met de programmering was weinig mis.

Gemeente Amsterdam

Het theaterhuis vormde een belangrijke schakel in het culturele DNA van Amsterdam en mocht niet verloren gaan, vond ook de gemeente. Als voorwaarde voor de verkoop werd daarom opgetekend dat de producties van Stage-Holding (nu Stage Entertainment) in het DeLaMar niet geprivilegieerd mochten worden. Stage Entertainment is het commerciële musicalbedrijf van Joop van den Ende, dat ook eigenaar is van het Circustheater in Scheveningen en huurder van het Beatrix Theater in Utrecht.

Maandenlang onderhandelde de directie van de theatercombinatie Bellevue/DeLaMar met Van den Ende over het convenant waarin dat geregeld moest worden. De verbintenis die daar uiteindelijk uit rolde en die werd opgesteld door Eberhard van der Laan, toen nog advocaat, was ‘een wassen neus’, zegt Smit, ‘want nu gebeurt precies wat we niet wilden: DeLaMar wordt het zoveelste Van den Ende-theater. Dat heeft hij uiteindelijk dan toch mooi voor elkaar gekregen.’

In het theaterseizoen 2015-2016 werden in de grote zaal al 117 avonden ingevuld door twee shows die in opdracht van De Theateralliantie werden geproduceerd door Van den Ende’s Stage Entertainment: De tweeling en Dreamgirls. Dit jaar zal de samenwerking met Stage Entertainment veel intensiever worden. ‘DeLaMar kan niet langer zonder de theaterproducties van Stage’, vertelde Ryclef Rienstra vorig jaar in NRC Handelsblad. Volgens de directeur van de VandenEnde Foundation wordt met de programmering van de Stage-producties voorkomen dat de Foundation elk jaar méér moet bijdragen dan de één miljoen euro voor de programmering die in het convenant is afgesproken.

De grote zaal van het DeLaMar zal in de toekomst vrijwel geheel bestemd zijn voor producties van Stage Entertainment, werd onlangs bekend. Die samenwerking gaat volgens een concurrerende theaterproducent grote besparingen opleveren. Bij zowel de productie en het management als de marketing van grote voorstellingen zorgt dat voor grote efficiencywinst, weet hij. Waar die winst geboekt wordt, bij DeLaMar of bij Stage Entertainment, dat is vestzak-broekzak.

Een andere theaterdirecteur zegt: ‘Lange tijd met een productie in Amsterdam staan heeft grote voordelen. Alleen al met de opbouw bespaar je tonnen. En ook aan gages en reiskosten van de spelers ben je minder kwijt. Sommige succesvolle en oudere acteurs willen niet eens meer bij nacht en ontij op pad.’ Veel bronnen in de culturele sector willen overigens liever niet met naam en toenaam in dit stuk genoemd worden, want het zou zomaar kunnen dat ze binnenkort afhankelijk zijn van mensen uit het uitgebreide netwerk van Joop van den Ende.

De intensievere samenwerking verraadt ook de invloed van de nieuwe eigenaar van Stage Entertainment. Twee jaar geleden verkocht Van den Ende zestig procent van zijn musicalbedrijf aan CVC Capital Partners, een van de vijf grootste private-equitybedrijven in de wereld. Hoeveel Van den Ende van de durfkapitalisten kreeg is niet bekend. Wel is bekend dat hij de verkoopprijs wist te verhogen door te beloven zelf te blijven investeren in het bedrijf. Private-equityfirma’s kijken als eerste naar efficiencyverbeteringen, schreef het FD in 2015.

Met de theaters die Stage Entertainment overal in de wereld bezit heeft het musicalbedrijf de garantie dat de kostbare musicalproducties voor een lange periode worden geboekt en dus kunnen worden terugverdiend. Maar als shows geen commercieel succes worden, lopen de vastgoedkosten door. Daarmee kleeft er aan het in eigendom hebben van vastgoed een extra risicofactor. Bij DeLaMar loopt Stage Entertainment dat risico niet, maar het weet zich wel verzekerd van podiumplek – voor de rekenmeesters van CVC Capital Partners ongetwijfeld een reden om Stage Entertainment hoger te waarderen.

Trend

Joop van den Ende is niet de enige rijke Nederlander die zijn eigen Foundation begon. Sterker, het is in deze kringen een trend. ‘Het aantal vermogensfondsen is sinds de jaren negentig exponentieel gestegen’, zegt Theo Schuyt, hoogleraar filantropische studies aan de Vrije Universiteit Amsterdam. ‘Er zijn nu zo’n 43.000 ANBI’s, waarvan zo’n 4500 à 6000 vermogensfondsen.’ Ook onder (ex-)sporters en techmiljonairs is een eigen foundation populair. Zo geeft voormalig doelman Edwin van der Sar geld aan slachtoffers van hersenbeschadiging en steunt ex-spits Ruud van Nistelrooy talentontwikkeling bij jonge kinderen. Beiden richtten voor deze doelen een stichting op. Zo ook Pieter Geelen, de oprichter van navigatiebedrijf TomTom. In 2006 zette hij de Turing Foundation op, een ANBI die zich richt op milieubehoud en onderwijs in derdewereldlanden. Inmiddels gaf hij meer dan honderd miljoen euro aan de stichting.

Vaak gaat het echter om traditionele ondernemers die aan het einde van hun werkende leven geld over hebben voor een goede-doelenfonds. De filantropische top-dertig die de NRC vorig jaar opstelde wordt gedomineerd door families die hun geld verdienden met kolen, kleding, bier, uitzendwerk en auto’s. ‘Goed doen levert maatschappelijk aanzien op. Je wordt als waardevol mens binnen de samenleving gezien en dat zorgt voor nieuwe contacten, vaak in kringen waarin je je normaal niet begaf. Je zet je geldkapitaal om in cultureel kapitaal, maatschappelijk kapitaal én een netwerk’, zegt Schuyt.

En daar is niets mis mee. ‘Mensen willen tijdens het leven een verschil maken. Ze zijn er heel goed in om zichzelf te belonen als een achtenswaardig en betekenisvol mens.’ Dat steeds meer bekende Nederlanders hun naam verbinden aan goede doelen juicht hij toe: ‘Ze hóeven het niet te doen.’ Toch ziet de hoogleraar sommige mensen uit de bocht vliegen: ‘Ik ken ambassadeurs van goede doelen die zich zwaar laten betalen om eerste klas naar Afrika te vliegen. Vervolgens worden ze gefotografeerd met een kindje op hun schoot. Dat gaat vreselijk over de streep.’

Schuyt gaat niet in op concrete gevallen maar wil ‘in algemene zin’ wel stellen dat filantropen die gebruik maken van belastingvoordelen publiekelijk verantwoording dienen af te leggen over de besteding van het geld. ‘Ze moeten ook de duidelijke intentie hebben het algemeen doel te dienen.’ Door het belastingvoordeel besteden de stichtingen immers semi-publiek geld.

Dat stichters van vermogensfondsen vaak dicht boven op ‘hun’ ANBI zitten, is ook volgens Renée Steenbergen niet per definitie erg. ‘Die marge mag er tot op zekere hoogte zijn. Het is zelfs sympathiek dat stichters betrokken willen zijn; die hebben een drive’, vindt de mecenaatdeskundige verbonden aan de Universiteit Utrecht, adviseur van gevers en goede doelen, en auteur van het boek De nieuwe mecenas. De gevers zouden best meer waardering mogen krijgen, vindt ze: ‘Ze hoeven het niet te doen, ze kunnen er ook elf Ferrari’s van kopen. Mensen geven veelal niet uit eigenbelang. Ze geven niet alleen geld, ze zijn ook betrokken. Van den Ende heeft bijvoorbeeld niet alleen miljoenen gestoken in de verbouwing van het Stedelijk Museum in Amsterdam, maar hij zet zich ook in voor dat museum.’ Maar ook Steenbergen vindt dat er grenzen moeten worden gesteld aan de betrokkenheid van gevers. ‘De oprichters mogen meebesturen maar ze moeten ook onafhankelijke bestuurders aanstellen zodat het publieke belang goed in het oog gehouden wordt. De wet is daar heel helder over.’

Investico werkt altijd samen met andere media. Zo versterken we de onderzoeksjournalistiek in Nederland.

Lees meer over ons

‘Een stichting moet onafhankelijk blijven’, zegt ook Sigrid Hemels, hoogleraar belastingrecht aan de Erasmus Universiteit Rotterdam. ‘Dat betekent dat een bestuur niet in meerderheid mag bestaan uit iemands vrouw, werknemers of de fiscalist. Want het bestuur moet onafhankelijke beslissingen kunnen nemen. En dat vinden ondernemers moeilijk en heel lastig.’

De regel is dat de gever niet over zijn gift mag beslissen ‘als ware het zijn eigen geld’. Toch gaat het daar juist mis bij de VandenEnde Foundation. Het bestuur van de Foundation bestaat uit vijf mensen, waaronder Joop van den Ende zelf, echtgenote Janine van den Ende en zwager Frank Klijberg, advocaat Hans van Veggel – die ook voorzitter is van de Stichting Finis Securitas die voorziet in het levensonderhoud van Van den Ende en zijn familieleden – en Peter Prein, gevolmachtigde van Chios Investments, de commerciële holding van Van den Ende. Er is geen onafhankelijk lid in te vinden. Van den Ende bestuurt de stichting alsof het zijn eigen bedrijf is, verzekeren tal van geraadpleegde betrokkenen. ‘Hij is daar gewoon de baas. Er gebeurt niets wat Joop niet wil’, aldus Jeannette Smit.

Van den Ende vindt dat daarmee zijn bestuur onrecht wordt aangedaan, zegt hij: ‘Wij geven niet één bedrag weg zonder onafhankelijke adviseurs te hebben geraadpleegd. Zij worden ingehuurd door de directie, niet door het bestuur. Pas daarna komt het bij het bestuur en we nemen dan 90 tot 95 procent van de adviezen over.’ Natuurlijk, erkent hij, heeft hij zijn persoonlijke voorkeuren. ‘Ik adviseer dan: “Dien een aanvraag in.” Dat komt in het bestuur en dan hebben we echt een discussie. Het zijn geen vazallen.’

Onafhankelijk bestuur

In de filantropische top-dertig zijn meer families die de touwtjes strak in handen houden en waarvan het bestuur niet onafhankelijk is. Bij een meerderheid van de stichtingen zit de filantroop zelf in het bestuur en bij een aantal heeft de familie een overwicht. In het bestuur van stichting Benevolentia bijvoorbeeld zitten alleen maar leden met de achternaam Brenninkmeijer. Ook het bestuur van de Ribbink van den Hoek Family Stichting bestaat volledig uit de leden van de familie Ribbink van den Hoek (onder meer TomTom). In Stichting DOB Tree zijn drie van de vier bestuursleden lid van de familie De Rijcke (Kruidvat).

Een handicap bij de beoordeling is dat het ANBI-team bij de Belastingdienst uit slechts 46 ambtenaren bestaat, die in totaal 43.000 ANBI’s in de gaten moeten houden. In vergelijking met bijvoorbeeld Groot-Brittannië is de Nederlandse controle minimaal, weet Sigrid Hemels. Lopen er desondanks regelmatig stichtingen tegen de lamp? ‘Dat komt zeker voor’, zegt de belastingdeskundige. ‘Dan is niet minimaal negentig procent van de activiteiten gericht op het goede doel of is er geen sprake van onafhankelijkheid.’ Stichtingen die hun ANBI-status kwijtraken, kunnen gedwongen worden hun belastingvoordeel terug te betalen.

Om meer onafhankelijkheid te waarborgen, stelde de Belastingdienst enkele jaren geleden een verbod voor om filantropen en hun familieleden in het bestuur van hun vermogensfonds te laten plaatsnemen. ‘Dat hebben we tegengehouden’, meldt directeur Ryclef Rienstra. ‘Want dan kunnen meneer en mevrouw Van den Ende niet meer in het bestuur. Dan stoppen we met ons fonds.’ Joop van den Ende vult aan: ‘We zeiden: “Dan is het klaar.” Wij geven geld en dat doe ik niet om er rijk van te worden. Ik word er geestelijk rijk van, maar ik wil niet lastiggevallen worden met absurde regels.’

De Belastingdienst trok het voorstel vervolgens schielijk in, bang dat een groot deel van de familiefondsen – naar schatting goed voor 150 miljoen euro per jaar – er het bijltje bij neer zou gooien. In een reactie laat de Belastingdienst weten dat een bestuur als bij de VandenEnde Foundation kritisch wordt beoordeeld: ‘De onafhankelijkheid van de ANBI tegenover haar donateurs en begunstigden zal niet bevorderd worden als personen in het bestuur zitting nemen die in een zakelijke relatie staan tot de oprichter en voorzitter.’

Rienstra, die regelmatig met het ANBI-team van de Belastingen overlegt, heeft inmiddels toegezegd op zoek te gaan naar twee meer onafhankelijke bestuursleden, al is dat ‘gezien het omvangrijke netwerk van de familie Van den Ende in de culturele wereld relatief lastig’.

Renée Steenbergen, die op dit moment onderzoek doet naar de motivatie van jongere stichters van vermogensfondsen zoals Pieter Geelen (Turing Foundation) en Bart Dura (Dura Kunstfonds), waarschuwt echter voor te veel regelgeving: ‘Als de overheid meer civil society wil, zal ze haar burgers vertrouwen moeten geven en de regie met hen delen. De kernvraag is of giften overwegend ten goede komen aan het publieke belang. Enig eigenbelang is menselijk – waarom zou geven alleen oprecht zijn als het pure zelfopoffering is? De jongere generaties gevers willen juist profit en nonprofit met elkaar verbinden, zodat goede doelen minder afhankelijk worden van subsidies.’

‘We willen ondernemers graag naar de culturele sector halen’, reageert Jo Houben, directeur van Cultuur+Ondernemen, ‘maar de meesten hebben één zwakte: ze kunnen zichzelf niet beperken. Ze blijven nu eenmaal ondernemer en moeten vanuit het publieke domein teruggeduwd worden. Dat moet bijvoorbeeld door de Belastingdienst gebeuren.’ De organisatie van Houben heeft de Cultural Governance Code ontwikkeld met daarin richtlijnen wat betreft risicomanagement, belangenverstrengeling en openheid. Het is een vrijwillig normatief kader dat door de overheid sterk gestimuleerd wordt, maar dat familiefondsen vaak niet onderschrijven. ‘Volgens die code kan zo’n constructie als bij het door Van den Ende gesponsorde project “Méér muziek in de klas” niet’, geeft Houben als voorbeeld. ‘Dat een dochter er uiteindelijk aan verdient, dat kan natuurlijk niet.’

Filantropen

In Plutocrats: The Rise of the New Global Super-Rich and the Fall of Everyone Else (2012) beschrijft de Canadese journalist en politicus Chrystia Freeland de opkomst van het filantrokapitalisme als een wereldwijde trend. De nieuwe elite heeft ontdekt dat het meest gewaardeerde statussymbool niet een jacht of een ridderorde is, maar een filantropische instelling – en dan vooral eentje die door de filantroop zelf wordt bestuurd.

De superrijken zien in dat filantropie niet alleen moreel lonend is, maar ook zorgt voor maatschappelijke acceptatie en erkenning. Silicon Valley-miljardairs krijgen het imago van moderne moeder Theresa’s met hun op naam gestelde fondsen. Opvallend is volgens Freeland ook dat de nieuwe weldoeners hun geld schenken op de manier waarop ze hun geld verdienden: als ondernemer. Ze besturen hun ngo op autoritaire wijze en opereren op grote schaal. Voor sommigen is het een manier om de belastingen te ontwijken of een libertaire ideologie uit te dragen. Zoals een Wall Street-investeerder het tegen Freeland zei: ‘Ik stop mijn geld in mijn stichting en schenk het aan goede doelen. Ik laat mijn geld niet weggooien in die staatsschuld-afvoerput van jullie.’

In de culturele sector geldt ook dat filantropen hun eigen voorkeuren en wensen hebben. Muziek voor achterstandskinderen is populair, net als de Stradivarius voor het toptalent en de glamour en glitter van de blockbusterproducties. Maar de improviserende dans of het experimentele theater en organisaties die niet in het netwerk van de nieuwe mecenassen zitten, hebben het een stuk moeilijker. Vooral grotere instellingen die zich in de kringen van de mecenassen begeven, weten te profiteren. Voor kleinere organisaties zonder prominente bestuursleden in hun gelederen is dat veel moeilijker.

De Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid (WRR) is op dit moment bezig met een onderzoek naar de wisselwerking tussen overheid en filantropie. Een belangrijke vraag daarbij is: heeft de overheid nog wel zicht op filantropie en haar mogelijk onbedoelde effecten? ‘Kort gezegd: willen we dat Joop van den Ende en zijn vrienden ons gaan besturen?’ verduidelijkte projectleider Peter de Goede vorige maand in Het Parool.

Stage entertainment

‘Als ik nu eens rijk was’, zingt Thomas Acda naast een handkar met melkbussen. Links en rechts van hem staan twee hoge steigers waar zo nu en dan een violist opduikt: de fiddler on the roof. Achter hem zet een Jiddisch ensemble in een huizenblok van krantenpapier de sfeer neer. Als aankondiging van een nieuwe scène worden met dikke kabels nieuwe decorstukken op het podium geplaatst.

Acda speelt Tevje, een in armoede levende Jiddische melkboer die in het Oekraïne van een eeuw geleden zijn gezin uit elkaar ziet vallen. Zijn dochters willen trouwen met de man van hun keuze, maar dat druist tegen de gewoontes van hun cultuur in. Tevje tobt, wikt en weegt en overlegt met God, maar kiest uiteindelijk steeds voor het geluk van zijn dochters. Wanneer Tevje aan het eind van het stuk moet vluchten voor het regime en huis en haard moet verlaten, blijft hij hoopvol en vergevingsgezind. In Fiddler on the Roof winnen familiebanden en liefde van armoede, verandering en onderdrukking.

De reprise van de wereldberoemde musical is een productie van Stage Entertainment in opdracht van de Theateralliantie. De première van het stuk vindt in november 2017 plaats in het DeLaMar Theater. De recensies zijn lovend en de zalen zitten bomvol. Het is een musical volgens Van den Ende’s succesformule: Thomas Acda wordt als bekende vaderlander ingezet als de publiekstrekker en daar is vervolgens geen ontkomen meer aan. Overal duikt hij op in de rol van Tevje: aan tafel bij De wereld draait door, op billboards in bushokjes, in commercials op tv en op banners op internet. Zonder reclame blijven de zalen leeg en wordt er niets verdiend, weet Van den Ende. Maar de peperdure reclamecampagne van Fiddler on the Roof wordt gedeeltelijk gefinancierd met goede-doelengeld. Dat heeft alles te maken met een slimme financiële constructie, bedacht door Van den Ende, en uitgevoerd samen met NovaMedia.

Een constructie die alles te maken heeft met een lang gekoesterde wens van een van de belangrijkste zakelijke relaties van Van den Ende: NovaMedia, het bedrijf achter de Vriendenloterij, de Postcodeloterij en de Bankgiroloterij. De samenwerking tussen Van den Ende en het loterijbedrijf gaat terug tot begin jaren negentig, toen de destijds nog tv-producent Joop van den Ende loterijshows produceerde die werden uitgezonden bij RTL. Tussen 2001 en 2011 was Van den Ende dertig procent eigenaar, nu is hij commissaris bij de club, net als zijn kompaan Peter Prein.

Wie een loterij wil beginnen moet een vergunning aanvragen bij de Kansspelautoriteit. Tot 2016 voerde de overheid beleid dat er in Nederland niet meer dan vier goede-doelenloterijen mochten zijn. NovaMedia kreeg drie van die vier vergunningen. In die vergunningen is opgenomen dat de loterijen minimaal vijftig procent van de inleg moeten afstaan aan goede doelen. NovaMedia zag dat percentage graag verlaagd. Minder geld naar goede doelen betekent meer geld in de prijzenpot en daarmee meer mensen die loten kopen. Om dat voor elkaar te krijgen verzon Van den Ende een list: het Blockbusterfonds.

Grootschalige evenementen die naar alle waarschijnlijkheid een blockbuster (kaskraker) zullen worden (zoals musicals) kunnen bij dit fonds voor hun reclamecampagne een renteloze lening aanvragen. Het idee: door marketing worden meer kaartjes verkocht, waarmee vervolgens de lening kan worden terugbetaald. De truc is nu dat naast de Foundation, het VSB Fonds en het Prins Bernhard Cultuurfonds ook de Bankgiroloterij meedoet. Deze loterij koopt kaartjes op van producties die een lening krijgen en deelt deze uit aan winnaars van de Bankgiroloterij. Om het weggeven van toegangskaartjes voor de loterijen aantrekkelijk te maken, moest het kabinet de regels voor de afdracht aan goede doelen door de loterijen versoepelen.

Na een goed gesprek tussen premier Mark Rutte en Joop van den Ende kwam die versoepeling er, bleek uit documenten die De Telegraaf heeft achterhaald met een beroep op de Wet openbaarheid van bestuur. Het ministerie van Justitie paste de vergunningen aan. Voortaan mag het weggeven van kaarten worden gezien als loterijprijzen. De logica: omdat het geld rechtstreeks naar deze grote culturele instellingen gaat, telt dit bedrag mee als afdracht aan een goed doel. De prijzenpot stijgt zonder dat de goeden-doelenafdracht onder de vijftig procent van de inleg duikt.

De VandenEnde Foundation stelde twee miljoen euro beschikbaar aan het Blockbusterfonds, dat vervolgens weer 350.000 euro uitleende aan Fiddler on the Roof. De Bankgiroloterij deed ook mee en kocht voor 460.000 euro aan kaartjes. De musical is geproduceerd door Stage Entertainment, in opdracht van de Theateralliantie, een ANBI-stichting opgezet door Joop van den Ende en Peter Prein. Producties van de Theateralliantie/Stage profiteren vaker van het fonds. Zo kreeg ook War Horse een lening van 500.000 euro terwijl de Bankgiroloterij voor eenzelfde bedrag aan kaartjes kocht.

De belastingvrije gift die als besteding aan een cultureel goed doel de boeken in gaat, wordt zo gereserveerd voor marketingbudgetten van kaskrakers van de Theateralliantie/Stage Entertainment, en de loterij waarvan Van den Ende commissaris is koopt voor bijna een miljoen aan kaartjes. ‘Joop is de kampioen van de constructies’, constateert een collega-theaterdirecteur.

NovaMedia doet meer voor commissaris Van den Ende. Zo geeft de Vriendenloterij musical-tegoedbonnen als prijs weg. Deze bonnen worden uitgegeven door De Nationale Musicalbon, een bedrijf van Stage Entertainment. Met deze bon kun je uitsluitend naar producties van Stage Entertainment die spelen in DeLaMar, het Beatrix Theater Utrecht of het Afas Circustheater Scheveningen. In een tijd waarin de overheid zich steeds meer terugtrekt, groeit de macht van de loterijen in de nonprofit- en culturele sector. Naar welke goede doelen het geld gaat, bepalen loterijen zelf.

Van den Ende houdt de relaties met het koningshuis en Nederlandse beroemdheden graag goed. Beatrix opende als koningin zijn DeLaMar Theater en Van den Ende werd penningmeester van de Stichting Nationaal Comité Inhuldiging bij de inauguratie van koning Willem. De feestelijkheden mochten de belastingbetaler niet te veel kosten en Van den Ende maande zijn netwerk om vooral gul te geven. Zelf gaf hij het goede voorbeeld, althans dat deed zijn Foundation: die stopte 250.000 euro in het potje. De grootste geldschieter werd de Postcodeloterij, die onder meer vijf miljoen in het Droomboek stopte. Een droomboek paste goed bij zijn bedrijf, verklaarde directeur van NovaMedia Boudewijn Poelman in een interview met NRC Handelsblad: ‘Dromen van mensen gaan toch over een betere wereld, dat past echt bij de loterij.’ Ook nu weer profiteerden mensen en bedrijven uit het netwerk van Van den Ende.

Het Droomboek kwam uiteindelijk bij anderhalf miljoen mensen in de brievenbus terecht. Een droomopdracht voor iedere Nederlandse drukker. Helaas kwam het niet zo ver. De opdracht ging naar Mohn Media. Mohn Media is onderdeel van Bertelsmann, het moederbedrijf van de RTL-groep, de omroep die Van den Ende hielp zijn eerste miljoenen te vergaren. De vakbond CNV Media klaagde: ‘Elke week gaat een grafisch bedrijf failliet en dan wordt het boek van het jaar niet in Nederland gedrukt!’ De uitgever van het boek kwam wel uit Nederland: uitgeverij Nieuw Amsterdam, die ooit werd opgericht door Boudewijn Poelman en media-ondernemer Derk Sauer en die sinds 2014 onderdeel is van NovaMedia, waar Van den Ende commissaris is. In een reactie stelt de Foundation dat Van den Ende sinds 2000 geen zakelijke relatie meer heeft met RTL.

‘Cultuur’ wordt steeds afhankelijker van rijke particulieren. In 2013 voerden het rijk, de provincies en de gemeenten een drastische bezuiniging door. De culturele sector moest in één klap een kwart van het budget inleveren. Een jaar later waren er van de 589 gesubsidieerde culturele instellingen al 173 opgeheven, ondanks het door minister Jet Bussemaker gepropageerde culturele ondernemerschap. Grote filantropen stappen gretig in de gaten die de politiek laat vallen. Het is een internationale ontwikkeling: de overheid treedt terug en de burger moet meer participeren, gewone mensen met vrijwilligerswerk én de rijken met kapitaal.

Toch blijken dat beperkte lapmiddelen te zijn. ‘Wij zijn geen doekje voor het bloeden’, stelt ook Van den Ende. ‘Goede doelen kunnen geen oplossing zijn voor het afbraak-cultuurbeleid dat gevoerd wordt. De overheid heeft de verantwoordelijkheid een cultuurbeleid te voeren dat past bij een rijk en beschaafd land als Nederland.’

Wilt u onafhankelijke onderzoeksjournalistiek ondersteunen? Word Vriend van Investico

U las de longread van dit onderzoek. Heeft u naar aanleiding hiervan een tip? Neem contact met ons op

Verdedig de rechtsstaat. Steun onafhankelijke onderzoeksjournalistiek in Nederland.

Word vriend