De handel in jonge Afrikaanse voetballers

Dromen van Camp Nou

sport

Hester den Boer

In samenwerking met
De Groene Amsterdammer

Verantwoording

Investico is radicaal transparant. In verantwoordingsdocumenten maken wij onze onderzoeksmethodes en resultaten openbaar zodat publiek en andere onderzoekers ons werk kunnen controleren en erop kunnen voortbouwen. In de longread van het onderzoek hieronder verwijzen noten naar het bronmateriaal. Wilt u meer weten over onze missie en methode? Lees meer

Onderzoek met bronnen

Dromen van Camp Nou

Jaarlijks worden duizenden, vaak minderjarige Afrikaanse voetballers naar Europa gelokt. Slechts enkelen veroveren een profcontract, de rest wordt berooid en vaak illegaal aan zijn lot overgelaten.

Het is een pijnlijke herinnering voor ­William. Liever denkt hij niet terug aan zijn tijd in Volendam. Hij schaamt zich. Toch vindt hij het belangrijk zijn verhaal te vertellen. Hij woont in het noorden van Kameroen, in een afgelegen dorp, vlak bij de onrustige Nigeriaanse grens. Het is een rotsachtig woestijngebied, een van de armere delen van een land waar meer dan vijftig procent van de bevolking onder de armoedegrens leeft.

Ik spreek hem over de telefoon. Hij praat rustig en bedachtzaam. William is een voetballer, al komt er van voetballen tegenwoordig weinig meer terecht. Zijn belangrijkste doel is de schulden afbetalen die zijn familie heeft gemaakt voor zijn reis naar Nederland in juni 2007. Een jaar eerder werd hij gescout door een lokale voetbalmakelaar, een ‘agent’ zoals ze in Kameroen zeggen. Hij speelde in de tweede divisie en droomde van een contract bij een Europese club. Het is dit of de lotto winnen. Veel andere manieren om rijk te worden zijn er niet in dit deel van de wereld.

Bij de training, op een afgetrapt veldje vlak buiten het dorp, hingen regelmatig mannen rond om de voetballers te observeren. Sommigen hadden connecties in het buitenland. Op een dag, vertelt William, werd hij aangesproken door een Kameroense man met de naam Antoine Ginen. Hij zei contacten te hebben bij FC Volendam. William had nog nooit van FC Volendam gehoord. Maar Volendam ligt in Europa, daar ging het om. Hij was blij, niet alleen voor zichzelf maar voor zijn hele familie. Want de rijkdom zouden ze delen. Net als de kosten: 3500 euro voor de bemiddeling, drie keer een gemiddeld jaarloon.

Word nu Vriend van Investico en versterk de onderzoeksjournalistiek in Nederland

Steun ons

Voor dit bedrag kreeg William de belofte van een vast contract met bijbehorend inkomen. Geen slechte investering. Verschillende familieleden legden hun spaargeld in. Met nog een extra lening kon hij uiteindelijk het bedrag bij elkaar krijgen. De avond voor zijn vertrek was het feest. Het hele dorp kwam langs om hem uit te zwaaien en geluk te wensen, op naar een gouden toekomst.

Een contract in Europa, de ultieme droom. Soms lukt het, meestal niet. Het zijn de succesverhalen die doorklinken. Maar wat gebeurt er met de Afrikaanse voetballers die het niet redden? In West-Afrikaanse landen als Ghana, Kameroen, Ivoorkust en Nigeria kent iedereen wel iemand, een neefje, een broertje, een buurjongen, die het slachtoffer is geworden van een voetbalmakelaar of van iemand die zich zo voordoet. Zij maken misbruik van de toekomstdroom van jonge voetballers en beloven hun een contract bij een buitenlandse profclub. De jongens zijn meestal arm en ongeschoold en hebben geen idee waar ze aan beginnen. Sommigen zijn nog minderjarig. De makelaar vraagt vaak een financiële compensatie. Een bedrag tussen de duizend en vijfduizend euro. De familie steekt zich in de schulden, eenmaal in Europa (of Azië) blijkt een makelaar zijn belofte niet waar te kunnen maken. De speler kan slechts een try-out doen en wordt daarna aan zijn lot overgelaten. In andere gevallen heeft de makelaar gelogen over zijn connecties en weet de club van niets.

Volgens de voetbalbonden is de handel in jonge voetballers door strengere regels grotendeels aan banden gelegd. Op basis van tientallen interviews met gedupeerde voetballers, spelersmakelaars, ‘middle men’, vertegenwoordigers van de spelersvakbonden en de Fifa, zowel in West-Afrika als in Nederland, kunnen we concluderen dat dit geenszins het geval is.

Jean-Claud Mbvoumin, de oprichter van Association Foot Solidaire, een organisatie die zich inzet voor gestrande voetballers, schat dat er nog steeds jaarlijks vijftienduizend jonge Afrikaanse voetballers onder valse voorwendselen uit hun land worden weggehaald en in Europa of Azië in de illegaliteit terechtkomen.

Clubs en makelaars verzinnen verschillende constructies om de regels te omzeilen, zodat zij buiten het zicht van de controlerende organen spelers naar Europa kunnen halen, blijkt uit ons onderzoek. En dit gebeurt ook in Nederland.

Voor William lag er bij aankomst in Volendam geen contract op hem te wachten. Hij mocht wel meetrainen, vertelt hij. Maar niet samen met de vaste spelers, hij trainde in afzondering van de rest. Op vrije avonden organiseerde de club af en toe een uitstapje, maar meestal zat hij ’s avonds op zijn schaars gemeubileerde kamer. Er waren nog twee andere jongens die net als hij ook als testspeler werden uitgeprobeerd, een uit Kameroen en een uit Zuid-Afrika. Na maanden onzekerheid kwam er eindelijk uitsluitsel: ze kregen alle drie geen contract aangeboden. De kamers die ze via de voetbalclub bewoonden, moesten ze verlaten. William belde zijn agent maar deze nam zijn telefoon niet meer op. Hij klopte aan bij de club voor hulp, maar volgens William liet het management weten dat FC Volendam niet verantwoordelijk was voor hoe het nu verder moest met hem (een woordvoerder laat weten dat FC Volendam zich in dit verhaal niet herkent).

Ten einde raad besloten de voetballers een soort sos uit te sturen naar de Afrikaanse gemeenschap in Volendam. Een Kameroense man probeerde te helpen maar had slechts ruimte voor twee personen. Wat er met de derde voetballer is gebeurd, weet William niet. Het heeft hem een paar maanden gekost om van zijn familie genoeg geld te lenen om een ticket naar huis te kunnen kopen. In april 2008 vloog hij terug naar Kameroen. Hij heeft zijn makelaar aangegeven bij de politie. Zonder resultaat.

William heeft geluk gehad dat hij kon terugkeren naar huis. Veel voetballers die het niet redden blijven noodgedwongen in Europa. Een groot aantal leeft op straat. Exacte cijfers zijn er niet, maar zeker is dat het om duizenden gaat, waarvan een groot deel minderjarig. Asso­ciation Foot Solidaire liet enkele jaren geleden weten alleen al in Parijs contact te hebben met zo’n achthonderd voetballers die in de steek waren gelaten door hun club of makelaar en op straat probeerden te overleven. Over Engeland bestaan schattingen van vijfhonderd gestrande voetballers die in de illegaliteit leven.

In Tiko, een dorpje in het Engelstalige deel van Kameroen, is voetbal volkssport nummer één. Op een veldje net buiten het kleine dorps­centrum verzamelen de jongens uit het dorp zich dagelijks om te voetballen. Rondom het veld staan palmbomen en wat houten hutjes. In de verte zie je de in mist gehulde Mount Cameroon, de hoogste berg van West-Afrika. Als ze zien dat er een ‘blanke’ bij het veld staat, doet iedereen extra z’n best. Wie weet levert het wat op. Hun grote voorbeeld is Eyong Enoh, een voetballer uit Tiko die het helemaal tot Ajax heeft geschopt. Overal hangt zijn portret, vaak tussen de foto’s van Nelson Mandela en de Kameroense president. Een van de jongens vertelt dat zijn zoontje Enoh heet, vernoemd naar de grote voetbalheld. Zijn neefje heet Eyong.

Ngembus Burnley is de oprichter van Volunteer Cameroon, een kleine ngo die zich inzet voor de jongeren uit het dorp. De werkloosheid is hoog en veel toekomstperspectief is er niet. Dat maakt de jongens op het voetbalveld kwetsbaar voor voetbalmakelaars. ‘Zo gauw ze het woord Europa horen, kunnen ze niet meer helder nadenken. Een makelaar kan ze dan alles wijsmaken. Het is ook moeilijk in te schatten of iemand betrouwbaar is. Als een voetballer een slechte ervaring heeft gehad met een makelaar zal hij hierover tegen anderen niets zeggen. Uit schaamte of omdat hij bang is dat hij als “verklikker” bekend zal komen te staan.’

Haar zoon verblijft al jaren illegaal in Europa, vertelt Lydia Monono. Ze weet dat hij het erg moeilijk heeft en is zichtbaar geëmotio­neerd. Toch wil ze niet dat hij terugkomt naar Tiko. ‘Hier werk vinden is voor hem bijna onmogelijk en wij kunnen hem niet onderhouden. Ik moedig hem aan in Europa te blijven. Daar liggen de kansen. Ik bid dat hij binnenkort werk zal vinden met een goed salaris, al dan niet als voetballer.’

Afrika9-2
Straatbeeld in Tiko, Kameroen, met een afbeelding van Eyong Enoh die als voetballer bij Little Foot in Tiko begon en het schopte tot speler van Ajax. (Hester den Boer)

‘In Tiko voetbalde ik in de eerste divisie’, vertelt Frances over de telefoon. ‘Ik werd gescout door een makelaar die mij een contract beloofde bij een Roemeense club. De test verliep goed en ze boden mij een contract aan. Maar mijn makelaar wilde meer geld. Ik smeekte hem het contract te tekenen. Ik wilde gewoon voetballen en dit was voor mij een gouden kans. Ik zou er kunnen doorgroeien. Maar mijn stem werd in de onderhandelingen niet gehoord. Uiteindelijk trok de club zich terug.’

Op aanraden van zijn familie trok Francis er zelf op uit om een team te vinden. Zonder succes: ‘Ik zwerf al vier jaar door Europa. Nu woon ik in Parijs. Soms kan ik bij iemand op de bank overnachten, meestal slaap ik op straat. Ik heb geen werk en geen geld. Vooral in de winter is het erg zwaar. Toch zie ik er tegenop om terug te gaan naar Kameroen. Mensen daar begrijpen niet hoe het is. Ze denken dat je, eenmaal in Europa, makkelijk rijk kunt worden. Ik kan mijn verhaal moeilijk uitleggen. Het zou als een grote mislukking worden gezien.’

Het gebeurt vaker dat een overeenkomst misloopt omdat de makelaar meer geld wil dan de club wil betalen. Maurice werd in de steek gelaten in Amsterdam, na een testperiode bij Ajax. We ontmoeten elkaar in een soort loungecafé in de chaotische drukte van Douala, de grootste stad van Kameroen. Op de tv wordt met het volume op maximaal een Nigeriaanse sitcom vertoond. Maurice heeft speciaal voor het interview een oranje voetbalshirt aan­getrokken. Zachtjes en enigszins verlegen vertelt hij zijn verhaal. Al vanaf zijn dertiende werd hij onder de hoede genomen door een Nigeriaanse man die in hem een groot talent vermoedde. Hij kreeg cadeautjes, voetbalschoenen en af en toe wat geld, om zijn loyaliteit te kopen. In de zomer van 2004, hij was zeventien, brak de tijd aan om de investering te verzilveren en samen gingen ze naar Europa op zoek naar een lucratief contract. ‘We zwierven heel Europa door’, vertelt Maurice, ‘eerst naar Spanje, waarvoor ik een visum had, daarna naar Frankrijk waar ik een test kon doen bij RC Lens. Hier kwam niets uit. Toen gingen we naar Ajax. Mijn ouders wisten nergens van, die dachten dat ik alleen naar Spanje zou gaan. Zij werden niet ingelicht.’

Bij Ajax kon hij een maand meetrainen. De training verliep goed. Maar toen moest hij plotseling van hotel veranderen. Zijn makelaar was boos omdat Ajax niet al zijn eisen wilde inwilligen. Eenmaal in zijn nieuwe hotel kon Maurice zijn makelaar niet meer bereiken. ‘Ik had geen geld en durfde niet alleen de straat op. Ik heb meer dan een week doodsbang op mijn kamer doorgebracht. De receptioniste was gelukkig van Afrikaanse afkomst. Zij heeft ervoor gezorgd dat ik niet op straat werd gegooid. Ik had immers geen geld om de rekening te betalen. Ze kwam erachter dat mijn retourticket nog geldig was en heeft mijn transport betaald naar Schiphol. Zo ben ik uiteindelijk thuis gekomen. Zonder haar hulp weet ik niet hoe het zou zijn afgelopen. Ik wil er liever niet aan denken.’

Het is formeel niet eenvoudig om een speler van buiten de Europese Unie te contracteren. Vooral niet als deze minderjarig is. De laatste jaren hebben de Fifa en de Uefa de regels aangescherpt om handel in spelers tegen te gaan. Maarten Fontein, voormalig directeur van Ajax en sinds kort directeur bij ADO Den Haag, is een vriendelijke man van middelbare leeftijd en al jaren actief in de voetbalwereld. Hij is vanuit zijn functie bij de European Club Association (ECA) betrokken bij het reguleren van internationale transfers. ‘Als je naar de statistieken kijkt, is het aantal spelers uit Afrika en Zuid-Amerika in de Europese competities erg groot’, vindt hij. De misstanden waren in het verleden evident. ‘Het kwam regelmatig voor dat een club twintig of dertig jongetjes liet komen in de hoop dat er één zou slagen’, weet Fontein. ‘Normaal mochten ze twee of drie maanden op proef. Meestal zei een club dan dat ze toch geen interesse had. En wat er dan met zo’n kind gebeurde, dat weet niemand. Eén ding is zeker, ze willen niet terug naar hun land.’

Uefa en eca hebben daarom besloten om internationale transfers van jeugdspelers beneden de achttien te verbieden. Die zijn alleen nog toegestaan in bepaalde uitzonderingssituaties.

Om deze maatregel kracht bij te zetten heeft de Fifa in 2009 een commissie in het leven geroepen om internationale jeugdtransfers te controleren, het Transfer Matching System (TMS). Fontein: ‘Elke jeugdtransfer gaat nu via een gecomputeriseerd systeem. De club die de jongen contracteert moet alle papieren bekijken van de ouders. De voetbalbond van het land van herkomst moet deze documenten kunnen overleggen. Deze worden gecontroleerd en beoordeeld door een twaalftal rechters wereldwijd. Ik ben daar één van; 25 procent van de jeugdtransfers heb ik tot nu toe afgewezen. Meestal omdat de afkomst van de jongen niet duidelijk was. Dat geeft de noodzaak aan van dit controlerend orgaan.’

Het TMS geldt niet alleen voor jeugdtransfers. Alle internationale transfers gaan nu via een digitale database waarbij de clubs en voetbalbonden van beide landen de relevante details over de speler en de transfer moeten invullen. Zo kan de Fifa zicht houden op de transfers en kan er niet zomaar een speler ‘onder tafel’ worden verkocht.

Zijn de problemen daarmee opgelost? Volgens David Mayebi is er nog een lange weg te gaan. De voorzitter van het National Syndicate for Cameroon Football, een partnerorganisatie van de internationale belangenorganisatie voor profvoetballers FIFPro, erkent dat de regel­geving is verbeterd maar dat er nog vele mazen in het net zijn. ‘De Kameroense voetbalfederatie moet van de Fifa alle details checken voordat een speler naar het buitenland kan gaan. Maar corruptie is bij onze voetbalbond een groot probleem’, vertelt hij op het terras van zijn luxe hotel in Yaounde, de Kameroense hoofdstad. ‘Alles is te koop. De federatie laat nog steeds voetballers vertrekken zonder te weten waar zo’n jongen terechtkomt. De bond denkt niet in de eerste plaats aan het belang van de voetballer.’

Jake Marsh is onderzoeker bij het International Centre for Sport Security, een organisatie die fungeert als waakhond voor de integriteit in de sport en onder meer de handel in Afrikaanse spelers onderzoekt. In een telefonisch interview vertelt hij dat hij blij is met het Transfer Matching System, maar dat er nog steeds manieren zijn om het systeem te omzeilen. Zo geldt het niet bij een testperiode: ‘Stel, je bent een makelaar en je wilt een zestienjarige een test laten doen bij een Europese club. Dit valt buiten het TMS. Op testspelers is geen enkel toezicht. De enige plek waar zij worden geregistreerd is bij de vliegmaatschappij waar de speler een ticket heeft gekocht en bij de ambassade waar hij een visum heeft gekregen.’

Een van de problemen is volgens Jake Marsh de vraag wie verantwoordelijk is. ‘Hier wordt opvallend weinig onderzoek naar gedaan. Er zijn bijna geen cijfers of statistieken over te vinden. Dit is omdat in dit verband al snel wordt gesproken over mensenhandel. Dat is een misdrijf en daarom iets wat de overheden zouden moeten aanpakken. Boven alles is het een internationaal probleem, waarin de overheden zouden moeten samenwerken. Maar voor de politiek is het juist iets wat zich afspeelt binnen de sport, dus het domein van de Fifa. Beide nemen een afwachtende houding aan, met als gevolg dat er weinig tot niks aan wordt gedaan.’

Roberto Branco Martins, advocaat en directeur van de Nederlandse belangenvereniging voor spelersmakelaars Pro Agent, wordt ook wel eens benaderd door buitenlandse makelaars die bellen dat ze echt een talent hebben, maar zonder Nederlands paspoort. ‘Hoe kunnen we dat aanpakken?’ vragen ze dan. ‘Ik ga hier nooit op in. Ik ben advocaat en kan geen advies geven in strijd met de wet. Maar je moet het natuurlijk niet eens wíllen.’

‘Mensen geven vaak zaakwaarnemers de schuld als het mis gaat’, vervolgt hij, ‘maar het zijn de clubs die met dit soort mensen willen praten. Zij hebben ook een verantwoordelijkheid. Ik werd vandaag weer benaderd uit Nigeria, door een of andere academie die op zoek was naar een samenwerking met een Nederlandse club. En dat is problematisch. Je hebt als club in Nederland een plicht om te onderzoeken of degene met wie je samenwerkt bonafide is. En dat gebeurt nu nog te weinig.’

Op een stoffig veldje tussen wat zandkleurige flatgebouwen in Accra (Ghana) vinden de trainingen plaats van de Barcelona Soccer Academy. De lokale voetbalacademie heeft geen enkele binding met de Spaanse club, maar de naam spreekt tot de verbeelding. De coach is Michael Kwame Boamah, een man van in de twintig, gekleed in een gekleurd trainingspak. Hij staat midden op het veld. Om hem heen rennen groepjes jongens van verschillende leeftijden, tussen negen en zeventien jaar, achter de bal aan. Verderop scharrelen kippen. ‘We bekostigen de academie met de verkoop van spelers’, vertelt Michael. ‘Vorig jaar kwam hier een aantal scouts uit België op bezoek. Ze gaven ons nieuwe ballen en voetbalshirts. Ze waren vooral geïnteresseerd in de jonge spelers, vanaf dertien jaar. Ik verwacht ze binnenkort terug. Dan nemen ze wat jongens mee voor een test. Hopelijk kunnen we er wat verkopen.’ De spelertjes zijn in ieder geval enthousiast. De twaalfjarige Prince Bwatin hoeft niet lang na te denken over de vraag wat zijn grote droom is: ‘Spelen bij FC Barcelona.’

Dit soort lokale voetbalacademies vervult een sleutelpositie bij het scouten van Afrikaanse spelers voor Europese clubs. Er zijn zelfs Europese clubs die een eigen academie zijn begonnen in Afrika: de Feyenoord Academie in Accra en de Tamale Utrecht Football Academy in het Ghanese stadje Tamale. Op deze grote academies krijgen de voetballers goede professionele coaching en gaan ze naar school. Maar niet overal is het goed geregeld. Sinds kort moeten alle voetbalacademies zich registreren bij de voetbalfederatie, maar dit is moeilijk te controleren. Volgens eerdere schattingen bestaan er alleen al in Accra vijfhonderd illegale voetbalacademies. Meestal is zo’n academie niet meer dan een voetbalveldje ergens aan de kant van de weg. Het is op deze plekken dat Europese en Afrikaanse scouts, de malafide makelaars en de ‘middle men’ de talenten er tussenuit pikken in de hoop ze te kunnen verkopen. In een interview met Reuters in 2013 vertelde Jean-Claud Mbvoumin, de oprichter van Association Foot Solidaire, dat daar de grote zwakte ligt van het Transfer Matching System. ‘Het TMS kijkt alleen naar de geregistreerde clubs en academies terwijl nog steeds tachtig procent van de academies niet geregistreerd is. Het TMS heeft hier dus ook geen toezicht op.’

Het wemelt in Accra van de mannen die hopen rijk te worden door de verkoop van een voetballer. In veel gevallen hebben de voetballers een contract getekend waardoor ze feitelijk eigendom zijn geworden van hun makelaar. Het is een lucratieve business. Ook Blessing heeft een aantal voetballers in zijn bezit. Hij is een lange imposante verschijning. Hij draagt een wit pak, gouden sieraden en een Ray Ban-zonnebril. Blessing is niet te beroerd om het veldje te laten zien waar zijn voetballers trainen. In een zwarte glimmende SUV rijden we naar een buitenwijk van Accra. Op een zwartgeblakerd stuk grond, grenzend aan een vuilnisberg, stappen we uit. Blessing ziet zichzelf als een welzijnswerker. ‘Kijk naar de omstandigheden waarin deze jongens nu moeten voetballen. Het is verschrikkelijk. Ik bied ze een kans op een betere toekomst. Hier zullen ze als voetballer nooit meer verdienen dan 150 euro per maand. En dat is aan de top.’ Op de terugweg komt Blessing met een aanbod: ‘Jij schrijft over voetbal. Met jouw contacten in Nederland en mijn voetballers kunnen we goede zaken doen. Denk er eens over na, je kunt veel geld verdienen.’

Anthony Baffoe is oprichter van de Professional Footballer Association of Ghana, verbonden aan de internationale spelersvakbond FIFPro. In zijn kantoortje onder het voetbalstadion in Accra vertelt hij dat het belangrijk is spelers weerbaarder te maken door betere scholing: ‘Het gebeurt vaak dat als een speler wordt verkocht de makelaar een deel van het salaris inhoudt. Normaal gesproken krijgt een makelaar vijf tot tien procent commissie van het transferbedrag. Maar er zijn veel makelaars die daarnaast nog een ander contract hebben met hun spelers, waarin zij een deel of soms het hele salaris van de speler opeisen. Veel voetballers zijn analfabeet en hebben geen idee wat ze hebben getekend en dat ze worden bedrogen. Ze zijn al lang blij dat ze kunnen voetballen. Er zijn makelaars die hun spelers jaren laten spelen bij een Europese club zonder ze te betalen. Ik krijg veel van dat soort zaken. Vanuit de Fifa zijn we daarom bezig het programma “Books and Boots” in te voeren. Door te focussen op de opleiding van spelers zorgen we ervoor dat ze in ieder geval hun contract kunnen lezen en niet zomaar wat ondertekenen.’

Joe Debrah, voetbaljournalist in Accra en tevens trainer van zijn eigen voetbalteam, vertelt dat de scouts de voetballers zo jong mogelijk willen: ‘Het zijn vooral scouts uit Zuid-Afrika, Spanje, Italië en Portugal. Als ze hier komen organiseren ze een toernooi om de beste spelers er tussenuit te kunnen pikken. Ze zoeken naar jongens tussen de twaalf en vijftien jaar. Als ze een exceptioneel talent zien, nemen ze hem mee naar Europa.’

Ook de jeugdtoernooien in Europa zijn voor clubs een populaire plek om aan nieuw talent te komen. In Nederland is het Kwaku Festival een voorbeeld. Maar vooral de Scandinavische landen zijn een belangrijke toegangspoort. Een groot Europees jeugdtoernooi is het Deense Danacup. ‘De aanwezigheid van de vele Afrikaanse voetballers maakt Danacup een gewilde plek voor scouts en makelaars’, vertelt journalist Debrah. ‘De voetballers die daar spelen, hebben immers al een Schengenvisum en zijn al in Europa. Er zijn daar altijd makelaars die het via de achterdeur proberen. Zij spreken een voetballer aan bij de kleedkamer en proberen hem ervan te overtuigen dat ze een contract kunnen regelen. Vaak zijn deze makelaars middle men, zonder licentie. Zij proberen in samenwerking met meer gevestigde makelaars spelers te plaatsen bij een club. Als een club serieus geïnteresseerd is stuurt ze de speler terug naar zijn land van herkomst om de transfer volgens de officiële weg af te handelen. Het gevaar is echter dat zo’n foute makelaar de speler niet direct kan verkopen. Hij zal het dan in verschillende Europese landen proberen, zoals Noorwegen, Zweden, België of Cyprus, totdat het visum afloopt. Daarna kan de makelaar de speler in de steek laten. De federatie is van dit soort gevallen lang niet altijd op de hoogte.’

Jacob Klins Martin, een Ghanese spelers­makelaar, werkt vanuit Ghana. Hij wordt regelmatig benaderd door Europese makelaars die op zoek zijn naar Afrikaanse spelers. In Nederland werkt hij samen met Sports Management Bureau Goal 4u. Hij doet voornamelijk zaken in Zweden, Denemarken en Italië. ‘Als een club zelf een speler wil laten overkomen sturen ze een officiële uitnodiging. Deze is nodig om op de ambassade het visum te regelen. Als de uitnodiging direct via de club gaat is deze verantwoordelijk voor een retourticket en onderdak voor de speler. Maar het gebeurt ook dat een club niet zelf de uitnodiging wil versturen. In dat geval stuurt een particulier persoon, meestal een makelaar, op persoonlijke titel de uitnodiging. Dat is een tricky situatie. Omdat de club niet zelf de uitnodiging heeft verstuurd, zijn ze ook niet verantwoordelijk voor de terugkeer.’

‘Meestal willen deze Europese makelaars geld van de betreffende speler of van hun Afrikaanse tussenpersoon alvorens ze de uitnodiging versturen’, vertelt Martin. ‘Dit maakt het lastig om hun bedoelingen in te schatten. Het kan zijn dat zij alleen uit zijn op dit kleine beetje geld en niet komen opdagen als de speler aankomt op het vliegveld.’ Martin laat een uitnodiging zien van een Italiaanse makelaar, die hem vraagt daarvoor vijfhonderd euro over te maken. ‘Kijk, er staat in deze uitnodiging geen enkele club vermeld. Ook neemt hij zijn telefoon niet op als ik hem bel. Het zou kunnen dat hij zijn gezicht niet laat zien.’ Ondanks het risico voor de speler is er voor Martin geen reden om de deal af te blazen: ‘Als het wél tot een deal komt kan ik hier veel geld mee verdienen. Ik kan het me niet veroorloven om dat mis te laten lopen.’

En dan zijn er dus ook nog de nepmakelaars. Meestal doen ze zich voor als een officiële makelaar met een Fifa-licentie en benaderen ze voetballers via de sociale media. Ze werken met nagemaakte uitnodigingen van Europese voetbalclubs en laten zo een voetballer geloven dat hij een test kan doen. In ruil hiervoor vragen ze veel geld. In Engeland gebeurt dit zo vaak dat de club Manchester City op haar website potentiële slachtoffers hiervoor waarschuwt.

Een slachtoffer van zo’n nepmakelaar is Thierry Onono. Ook hij draagt speciaal voor het interview een voetbalshirt. We zitten buiten bij een drukbezocht eetcafeetje in Douala. Af en toe schiet er een hagedis voorbij. Zijn gezicht trekt in een frons als hij begint te vertellen. Hij werd in 2009 benaderd door een makelaar. Niet via de sociale media maar bij zijn team in Accra. ‘Na de training kwam een Ghanese man naar mij toe. Hij zei dat ik talent had en daar veel geld mee zou kunnen verdienen, dus ik was meteen geïnteresseerd in wat hij te zeggen had. Hij zou een team voor me kunnen regelen in Nederland. Ik was niet de enige. Hij had uit verschillende teams in Ghana jongens gehaald, om samen een nieuw team te vormen. Bij het ene team had hij een verdediger gevonden, bij het andere een spits enzovoort. In totaal waren we met een groep van veertien. We moesten hem allemaal vijfduizend euro betalen. Ik heb het geleend van familieleden. Ik heb een arme familie, maar iedereen gaf iets. Het idee was natuurlijk dat ik rijk zou worden en daarna iets terug zou kunnen doen. De makelaar kocht de tickets en regelde de visa. Hij kende iemand die werkte bij de ambassade.’ (De ambassade in Accra kan dit niet bevestigen.)

‘Toen we naar Amsterdam vertrokken zei hij dat het vliegtuig vol was en dat hij daarom zelf niet mee kwam. Hij zou de volgende vlucht nemen en vertelde ons op Schiphol op hem te wachten. Toen we waren aangekomen in Amsterdam was er niemand om ons op te halen. We hadden geen idee waar we naartoe moesten, we wisten niet eens hoe we de uitgang moesten vinden. Als je in een land aankomt waar je nog nooit bent geweest is het niet makkelijk. ’s Nachts hebben we op het vliegveld geslapen. De volgende dag bleven we wachten maar onze makelaar kwam niet. Ik had geen retourticket en ook geen geld om dit te kopen. Ik dacht, ik kan nu niet zomaar terug, mijn familie heeft zoveel geld gegeven. Net als de meeste anderen besloot ik in Amsterdam te blijven. Uiteindelijk kwam ik terecht in een wijk waar veel Ghanezen woonden. Daar kwam ik een jongen tegen die hetzelfde had meegemaakt. Hij besloot me te helpen. Hij wist hoe moeilijk mijn situatie was. Ik kon bij hem op de bank slapen. Ik heb geprobeerd een club te vinden, maar dat lukte niet. Ik heb alleen gevoetbald met wat jongens op straat. Daar hoorde ik veel soortgelijke verhalen. Ik besefte dat als ik illegaal in Nederland zou blijven ik nooit meer zou kunnen voetballen. Mijn visum liep bijna af en de jongens daar raadden mij aan om terug te keren. Ik moest weer mijn familie bellen om geld te lenen voor een ticket. Dat vond ik nog het moeilijkst.’

Uit cijfers van de KNVB blijkt dat het aantal spelers van buiten de EU in de Nederlandse competitie de laatste jaren kleiner is geworden. In het seizoen 2010-2011 waren dit er 24. In het seizoen 2014-2015 zijn het er nog maar twaalf. Volgens Wil van Megen, hoofd juridische zaken van de FIFPro, is deze afname voornamelijk te wijten aan de economische crisis: ‘Clubs hebben gewoonweg minder geld te besteden. Ze kunnen de hoge salarissen niet betalen.’

Nationale voetbalbonden hanteren op landelijk niveau verschillende richtlijnen voor buitenlandse spelers. Voor Nederlandse profclubs is het in vergelijking met andere Europese landen lastig een speler van buiten de EU te contracteren. Er is een tewerkstellingsvergunning nodig en daarvoor moet het loon van een speler van boven de twintig minimaal € 414.000,- bedragen. Voor spelers van achttien en negentien is dit € 207.000. Daarnaast moet een speler aantonen dat hij eerder in een kwalitatief hoogstaande competitie heeft gevoetbald.

Maar deze regels gelden alleen bij een transfer. Voor een testperiode mag een speler geen salaris ontvangen en is een toeristenvisum voldoende. Voor een club is het altijd interessant een speler uit te testen. Wie weet zit er een onontdekt toptalent tussen dat met grote winst kan worden doorverkocht.

Training bij de Barcelona Soccer Academy in Accra, Ghana. (Hester den Boer)
Training bij de Barcelona Soccer Academy in Accra, Ghana. (Hester den Boer)

Dat clubs het niet altijd zo nauw nemen met de regels bleek al in 1999. De arbeidsinspectie trof toen bij zes Nederlandse profclubs spelers van buiten de EU aan zonder geldige verblijfsvergunning. Een aantal had een toeristenvisum, een aantal had helemaal geen papieren.

Dat clubs nog altijd inventief omgaan met de wetgeving blijkt uit een zaak rond FC Utrecht. In 2011 contracteerde de club Roberto Junior Fernandez Torres, een speler uit Paraguay. FC Utrecht vond het wettelijk verplichte salaris voor een niet-EU-speler te hoog en verzon een constructie om dit terug te brengen tot een voor de club acceptabel niveau. Buiten medeweten van Torres werd met zijn spelersmakelaar afgesproken dat deze in ruil voor een sponsorcontract het salaris zou aanvullen tot de hoogte van het wettelijk vereiste bedrag. Op papier voldeed FC Utrecht zo aan de eisen, maar zoals de arbitragecommissie van de KNVB oordeelde, ging het in werkelijkheid om een schijnconstructie. Van Megen van FIFPro stelt dat je er vanuit kunt gaan dat als dit bij één club boven water komt het vaker gebeurt: ‘Meestal worden dit soort constructies niet solistisch verzonnen.’

Op een voetbalveldje in de Bijlmer weet iedereen precies waar het over gaat als ik informeer naar gestrande voetballers. Ondanks de strengere regelgeving van de Fifa en de KNVB behoort dit verschijnsel niet tot het verleden. De meeste jongens kennen wel iemand die het heeft meegemaakt of hebben ervan gehoord.

Het is zondagochtend half elf. Elke week voetballen hier jongens van Afrikaanse, voornamelijk Ghanese, afkomst. Een aantal voetbalt voor de lol, een aantal heeft hogere ambities. Of had die. Ze dragen gekleurde hesjes. Oranje en geel. De vaste toeschouwers bestaan uit mannen op leeftijd die gemoedelijk aan de kant van het veld zitten en de week doorspreken. Het kleurrijke, luidruchtige en vrolijke gezelschap contrasteert met de troosteloosheid van de locatie. Links een leegstaande parkeergarage omheind met hekken. Rechts asfalt en wat grijze flat­gebouwen.

Stephen, een van de voetballers, vertelt: ‘Soms komen er nieuwe jongens naar het veld. Je ziet het direct als ze in problemen zitten. Het is iets in hun houding. Meestal krijgen ze eten en hulp aangeboden van de andere jongens. We vragen nooit wat er is gebeurd. Dat is te pijnlijk. Ze schamen zich ervoor. De Afrikaanse gemeenschap is sterk. Als we zo iemand zien, dan helpen we. Ook de kerk springt vaak bij.’

Investico werkt altijd samen met andere media. Zo versterken we de onderzoeksjournalistiek in Nederland.

Lees meer over ons

Zelf is hij door zijn makelaar in de steek gelaten in Egypte. Hij zou daar een contract kunnen tekenen bij een club. Het liep mis en de makelaar was opeens verdwenen. Hij heeft toen maanden op straat rondgedwaald. Ook de Ghanese Azis, zelf een oud-voetballer, treft regel­matig nieuwe (potentiële) slachtoffers. ‘Ik zag vorig jaar nog een aantal Ghanese voetballers die bij PSV op test waren geweest. Niemand kreeg een contract. Ze zijn toen naar België gebracht. Maar wat als ze het daar niet redden? Ze zijn nu geheel afhankelijk van de goedwillendheid van hun zaakwaarnemer. Dat is een groot risico.’

Coach Odo, een goedlachse Nigeriaanse man van in de vijftig, traint zijn team met Nigeriaanse voetballers op het veld van FC Amsterdam. Vanaf de veldjes kijk je uit op het imposante bouwwerk van de Amsterdam Arena. De spelers van coach Odo zijn allemaal wat ouder. Een eindje verderop spelen de jonge kinderen. Een Surinaamse man is druk in de weer met een notitieboekje. Hij blijkt een scout van Vitesse. ‘Vroeger werden er aan de lopende band spelers gedumpt in Amsterdam. Nu is het minder. Maar het gebeurt nog steeds’, vertelt Odo. ‘Nog niet zo lang geleden kwam ik zo een groep Nigeriaanse voetballers tegen die in Nederland waren gestrand, zonder geld en zonder verblijfplaats. Het waren zeer talentvolle spelers die in Nigeria op hoog niveau voetbalden. Erg jong, nog geen twintig. Ze zijn acht maanden in Nederland gebleven en werden opgevangen door de Nigeriaanse gemeenschap. Een van hen voetbalt nu in Qatar. Wat er met de rest gebeurd is weet ik niet. Ik vrees het ergste. Ik adviseer dit soort jongens altijd terug te keren naar huis.’

Wilt u onafhankelijke onderzoeksjournalistiek ondersteunen? Word Vriend van Investico

U las de longread van dit onderzoek. Heeft u naar aanleiding hiervan een tip? Neem contact met ons op

Verdedig de rechtsstaat. Steun onafhankelijke onderzoeksjournalistiek in Nederland.

Word vriend