Nieuws
Zorgpersoneel verpleeghuis ervaart geen vermindering werkdruk door hulp mantelzorg
Verpleegkundigen en verzorgenden in het verpleeghuis zijn blij met hulp van familie, maar ervaren geen vermindering van werkdruk. Meer dan de helft van het ondervraagde zorgpersoneel zegt dit in een enquête onder vierhonderd verzorgenden en verpleegkundigen door Investico, Trouw en de De Groene Amsterdammer samen met beroepsvereniging Verpleegkundigen & Verzorgenden Nederland (V&VN).
De ouderenzorg kampt met grote personeelstekorten en lange wachtlijsten. Daardoor zijn mantelzorgers de laatste jaren meer in het verpleeghuis gaan zorgen. Meer hulp van familie en vrijwilligers wordt gezien als middel om de crisis in de ouderenzorg het hoofd te bieden. ‘We moeten gaan leren het samen te gaan doen’, zei minister van langdurige zorg Conny Helder hierover vorig jaar in Trouw.’
Maar landelijke afspraken en regels over de hulp van mantelzorgers zijn er niet. Ook verpleeghuizen zelf hebben vaak geen algemene afspraken over wat mantelzorgers wel of niet mogen doen. Dit leidt tot onduidelijkheid en onzekerheid bij het zorgpersoneel in het verpleeghuis, blijkt uit ons onderzoek. Zestig procent van de ondervraagden zegt daarom alleen meer taken te willen overdragen op mantelzorgers als er duidelijke afspraken zijn.
Mantelzorgers helpen bij douchen, eten, verschoning, toiletgang. Daarbij mogen ze van de inspectie ook risicovolle handelingen uitvoeren, zoals injecties geven. Voorwaarde is dat dit ooit is aangeleerd door een zorgverlener en de afspraken hierover zijn opgeschreven in het medisch dossier.
Meer dan de helft van de ondervraagde zorgmedewerkers in onze enquête zegt echter niet te weten wie verantwoordelijk is als een mantelzorger een foutje maakt. Hoogleraar acute ouderenzorg en voorzitter van beroepsvereniging V&VN Bianca Buurman zegt: ‘Die onzekerheid gaat twee kanten op. Enerzijds leeft de vraag: wat als er iets misgaat? Maar het gaat ook over de vraag: hoe weet je of een mantelzorger bekwaam genoeg is om die zorgtaak op zich te nemen?’ Dit betekent dat het werk verzorgenden en verpleegkundigen verandert, zegt Buurman. ‘Zij moeten risico’s bespreken en zien wanneer iemand bekwaam genoeg is om zorg te geven. Ook moeten ze signaleren of de mantelzorger niet overbelast raakt.’
Het ministerie van VWS zegt in een reactie op ons onderzoek dat het ‘belangrijk is dat er helderheid is over verantwoordelijkheden’. Het ministerie wijst hiervoor ook naar de zorgorganisaties zelf.
Een kwart van de ondervraagde verpleegkundigen en verzorgenden zegt wel eens te hebben moeten ingrijpen omdat een mantelzorger per ongeluk een foutje maakte. Het gaat dan bijvoorbeeld om het geven van niet-verdikt drinken aan iemand met slikproblemen of het niet goed inschatten van valgevaar. Een derde van de ondervraagden geeft aan dan wel eens bang te zijn de schuld te krijgen. ‘Ik kan niet alles zien’, schrijft een verzorgende in de enquête.
In de enquête vertelt zorgpersoneel ook in ongewenste situaties te belanden met mantelzorgers. Zestig procent van de ondervraagden zegt een paar keer per jaar te maken te hebben met ongewenste situaties als agressie, intimidatie of verbaal geweld. Nog eens zestien procent zegt dat dat enkele keren per maand gebeurt. Het gaat dan bijvoorbeeld over aanvaringen met boze familieleden of een ‘agressieve manier van communicatie’.
De hulp van mantelzorgers moet niet worden gezien als oplossing voor het personeelstekort, zegt hoogleraar Buurman. ‘Het gaat dan meer over de kwaliteit van leven verbeteren, omdat het voor cliënten heel vertrouwd kan zijn.