Onderzoek met bronnen
‘Het mag niet van de ACM’
De Autoriteit Consument en Markt dwarsboomt afspraken voor meer dierenwelzijn, minder vervuiling, eerlijke lonen of minder bureaucratie. Wie is die oppermachtige, maar onbekende toezichthouder?
Apetrots staan ze op een rij, de ceo’s van de drie grootste Nederlandse banken. Naast hen een groot, wit bord. Straks mogen ze daar, voor het oog van talrijke camera’s, samen met ministers en maatschappelijke organisaties hun handtekening op zetten.
De boodschap valt niet te missen. Hier in de Haagse Nieuwspoort gebeurt op deze oktoberdag iets bijzonders. De Nederlandse banken die lang zijn beticht van blind graaien, beloven zich te gaan inzetten voor een betere wereld. Het convenant dat daarvoor vandaag ondertekend wordt, staat vol goede voornemens. Voorbij is de tijd dat banken zomaar geld staken in sectoren waar mensenrechten worden geschonden, van palmolie tot cacao tot goud.
Alle ondertekenaars lijken tevreden. De banken natuurlijk, maar ook de rest van de brede coalitie: ngo’s, vakbonden, zelfs de overheid. Minister van Financiën Jeroen Dijsselbloem prijst de banken nadrukkelijk ‘voor de dappere stap die zij zetten’. Jacqueline Cramer, die namens de Sociaal Economische Raad (SER) het proces faciliteerde, noemt het convenant een ‘eerste stap in een nieuwe periode in de strijd tegen mensenrechtenschendingen’.
Word nu Vriend van Investico en versterk de onderzoeksjournalistiek in Nederland
Maar dan gebeurt er iets onverwachts. Terwijl in een kamer verderop de taart al wordt klaargezet, verstoort Farah Karimi, directeur van Oxfam Novib, plots de feestelijke stemming. ‘Tijdens de onderhandelingen zijn wij écht gestuit op de grenzen van de mededingingswetgeving’, zegt ze. ‘Ik wil de ministers op het hart drukken hier iets aan te doen.’ Lilianne Ploumen knikt instemmend. ‘Het is een buitengewoon prangend probleem dat de goede wil van ons soms enorm in de weg staat’, stelt zij. ‘We zijn dan ook met de ACM en de Europese Commissie in gesprek over hoe dit anders kan.’
Kartelwaakhond
Mededinging, de Autoriteit Consument en Markt (ACM) – de meeste niet-juridisch onderlegde Nederlanders zullen een gaap niet kunnen onderdrukken. Ten onrechte, want de invloed hiervan kan amper onderschat worden. Dat blijkt ook bij de totstandkoming van het bankenconvenant. Aan het begin van de onderhandelingen over een gedeeld beleid voor duurzamer bankieren komt kartelwaakhond ACM langs bij de SER. Ze neemt een powerpointpresentatie mee vol slecht nieuws. Hoe goed bedoeld ook, er kleven mogelijke risico’s aan dit soort afspraken. Vooral het delen van vertrouwelijke informatie tussen concurrenten is problematisch. Daar kunnen de banken hoge boetes voor krijgen.
‘Dat bezoek had een afschrikwekkend effect’, vertelt Michel Uiterwaal, onderhandelaar namens vredesorganisatie PAX. Na de presentatie zijn alle partijen op hun hoede. Wat mag er nu wel en niet? Halverwege het proces legt de SER daarom de conceptversie van het convenant voor aan de ACM. De reactie: sommige afspraken over transparantie gaan wel érg ver. Met openheid over waar je als bank wel of geen geld in steekt, lijkt niets mis. Maar het kan botsen met het mededingingsrecht. Als alle banken afspreken dat ze met een bepaalde klant geen zaken meer doen, komt dat neer op een boycot. Dat is verboden.
Om er honderd procent zeker van te zijn dat ze voor hun idealistische gebaar straks geen kartelboetes hoeven te betalen, huren de banken ook nog een topzwaar team Europese en Amerikaanse juristen in. Dat resulteert in een vuistdik protocol vol details over het (niet) delen van vertrouwelijke informatie. Schoorvoetend gaan de NGO’s hiermee akkoord, een week voor de presentatie. Ze vrezen dat een van de hoofddoelen van het mensenrechtenconvenant, openheid over risicovolle investeringen, zwaar onder druk komt te staan.
In een gezamenlijk verklaring hekelen Amnesty, Oxfam Novib en Pax na afloop het in hun ogen achterhaalde mededingingsrecht. Dat zou duurzaamheid in de weg staan. Zodra bedrijven gezamenlijk iets goed willen doen voor de wereld, wordt dat gedwarsboomd.
En er is nog een reden tot zorg: straks grijpt de private sector de ACM-dreiging aan als smoesje om niks te doen. ‘Wij zijn bang dat de banken, uit angst de mededingingswet te overtreden, weinig informatie met elkaar en ons zullen delen’, concludeert Jeanet van der Woude van Amnesty International. ‘Dan hebben we alsnog geen goed zicht op wat ze doen tegen mensenrechtenschendingen.’
Convenant
‘Het mag niet van de ACM.’ Zes woorden die de laatste jaren steeds vaker klinken. Het oordeel van de toezichthouder hangt als een zwaard van Damocles boven de polder. Bijvoorbeeld als winkelketens paal en perk willen stellen aan de ergste uitwassen van de kledingindustrie. Als architecten, muzikanten en andere zzp’ers willen onderhandelen over minimumvergoeding. Of wanneer huisartsen en andere zorgverleners gezamenlijk wensen op te trekken richting de zorgverzekeraars. Steeds klinkt hetzelfde bezwaar: we zouden wel willen, maar helaas, het mag nu eenmaal niet. De mededingingswet staat het niet toe. Of er moeten emmers water bij de wijn, zoals bij het bankenconvenant. Dat geldt zelfs voor zoiets ogenschijnlijk vanzelfsprekends als mensenrechten of betere omstandigheden voor dieren in de bio-industrie. Zo werd de ‘Kip van Morgen’, bedoeld om een einde te maken aan de plofkip en een gezamenlijk initiatief van boeren en supermarkten, door de ACM afgeschoten.
Hoewel zelden fysiek van de partij, is de kartelwaakhond nooit helemaal afwezig. Zij is de lege stoel aan de Nederlandse vergadertafels, ze drukt haar stempel op alle mogelijke onderhandelingen in de polder. Wie is die ogenschijnlijk oppermachtige, maar onbekende toezichthouder? Wat beweegt haar om, dwars tegen de publieke opinie in, afspraken voor meer dierenwelzijn, minder vervuiling, eerlijke lonen of minder bureaucratie te dwarsbomen? Of is er eigenlijk iets anders aan de hand, iets waar het grote publiek geen zicht op heeft?
We spraken erover met ondernemers, milieuactivisten, zorgverleners en vakbondsmensen. We interviewden mededingingsjuristen over wat hier aan de hand is en natuurlijk praatten we met de ACM zelf. Ons onderzoek levert verrassende conclusies op. Over het cruciale mededingingsrecht, dat volgens vriend en vijand zijn langste tijd gehad heeft. En over een kartelwaakhond die weliswaar streng en afstandelijk kan zijn, maar zich geenszins de boeman van Nederland beschouwt.
In 2013 is de ACM ontstaan uit een fusie van de kartelwaakhond NMa, telecomtoezichthouder Opta en de Consumentenautoriteit. Die toezichthouders hadden, op de iets jongere Consumentenautoriteit na, hun wortels in de jaren negentig. Het was het Paarse decennium van privatisering, liberalisering en deregulering. Van heilig geloof in marktwerking. Maar markten, zo moeten ook haar meest enthousiaste aanhangers toegeven, ontstaan niet spontaan. Laat staan dat ze uit zichzelf functioneren. De onzichtbare hand van Adam Smith is een mythe. Moderne markten zijn politieke constructies die boekenkasten vol regels en procedures nodig hebben, waaronder het mededingingsrecht. Plus een bureaucratie om hierover te waken. Cruciaal onderdeel van deze zichtbare hand is een strenge marktmeester.
Tot diens komst gold Nederland als een kartelparadijs. Het ministerie van Economische Zaken hield zelfs een officieel register bij, met meer dan vierhonderd goedgekeurde kartels. Die werden als maatschappelijk nuttig beschouwd.
De Europese Unie zette uiteindelijk de bijl in deze gemoedelijke ons-kent-ons-economie. Nadat de bouwsector in 1990 een miljardenboete kreeg opgelegd door het Europese kartelbureau, kwam ook de Nederlandse overheid in beweging. Sluitstuk was de nieuwe Mededingingswet in 1997 en de oprichting van de Nederlandse Mededingingsautoriteit, een jaar later. Hans Wijers, de verantwoordelijke D66-minister, sprak van een ‘enorme inhaalslag naar de rest van Europa’.
Nederland werd het braafste jongetje van de mededingingsklas. Vooral de bouw moest het ontgelden. Tot en met 2006 legde de toezichthouder de sector in 1374 zaken voor 301 miljoen euro aan boetes op.
Daarbij deed de NMa haar naam van ‘onafhankelijke’ toezichthouder eer aan. Één keer gaf zij zelfs de Staat der Nederlanden een bekeuring ter waarde 782.000 euro vanwege het niet melden van de fusie van haar Fortis Corporate Insurance met een ander bedrijf. De boete werd later ingetrokken, maar de boodschap was helder: formeel mogen wij onder het ministerie van Economische Zaken vallen, als zelfstandig bestuursorgaan zijn wij volstrekt onafhankelijk. Tegenwoordig is het rustiger aan het boetefront. De toezichthouders – omgerekend naar voltijdsfuncties telt de ACM ruim 500 banen – hanteren liever lichtere instrumenten, zoal een waarschuwing of berisping.
Kritiek
Vanaf het prilste begin is er kritiek op de toezichthouder. Van de gecontroleerde bedrijven en hun advocaten natuurlijk. Maar ook uit maatschappelijke hoek. Zo klagen boeren en telers dat de toezichthouder hen als kleine producenten wel erg vaak moet hebben, van het zilveruien- tot het paprikakartel. Waar toezichthouders in andere landen nog wel eens de andere kant op kijken, staat de ACM op haar strepen. Voormalig lto-voorzitter Albert-Jan Maat spreekt van ‘boeren-bashing’. ‘Supermarkten mogen steeds weer fuseren, zodat ze nog meer inkoopmacht krijgen. Maar als boeren willen samenwerken, dan mag dat niet.’
De NMa en opvolger ACM gedragen zich volgens deze critici als blinde marktfanatici. Ze streven een vrije markt na die slechts in theorie bestaat. Daarbij stelt de toezichthouder zich neutraal en technocratisch op, maar bedrijft ze feitelijk politiek. Dat laatste is ook de mening van de ministeries van Economische Zaken en Infrastructuur & Milieu. Zij vinden dat de ACM zich soms ‘te nadrukkelijk mengt in het politieke debat’, zo blijkt uit een externe evaluatie die vorig jaar verscheen.
‘De ACM wordt neergezet als een club die het goede voor de mensheid in de weg staat.’ Chris Fonteijn, voorzitter van de toezichthouder, lacht erbij als een boer met kiespijn. In zijn kantoor in het centrum van Den Haag, het jasje hangt werkloos over de stoel naast hem, zoekt Fonteijn naar een verklaring voor de toegenomen kritiek. ‘Mededinging an sich – dat kartels niet goed zijn, dat fusies goedgekeurd dienen te worden – staat volgens mij helemaal niet ter discussie’, denkt hij hardop na. ‘Als wij vrieshuizen of producenten van natuurazijn aanpakken, dan is er niets aan de hand. Het gebeurt pas bij die onderwerpen waarvan mensen het gevoel hebben dat er publieke belangen op het spel staan. Als wij ons daarover uitspreken, nou! Dan bellen hier mensen, worden er moties aangenomen in de Tweede Kamer en vindt ook de minister van alles.’
Wat is er veranderd? ‘De wens om de uitkomsten van marktwerking ter discussie te stellen, is een realiteit’, constateerde Fonteijn in 2015 in een speech bij het Jaarcongres Ontwikkelingen Mededingingsrecht. Diezelfde conclusie werd eerder al getrokken in een conceptversie van de ACM-strategie. ‘De oprichting van ACM valt samen met een bredere maatschappelijke ontwikkeling, waarbij kritisch gedacht wordt over marktwerking en hogere eisen worden gesteld aan de bescherming van publieke belangen.’ Aardig detail: nadat werkgeversorganisatie VNO-NCW deze passage bekritiseerd heeft, wordt het woord ‘kritisch’ aangepast in ‘verschillend’.
In de tijd van de bouwfraude kon het mededingingsrecht op brede instemming rekenen. Daar werd geld verdiend door rijke aannemers over de ruggen van overheid en burgers heen. Die vanzelfsprekendheid is verdwenen. In het bijzonder in een drietal discussies lijkt de ACM weinig goed meer te kunnen doen. Zo botsen de mededingingsregels om de haverklap met pogingen om de Nederlandse economie duurzamer te maken. Ook een groeiend deel van de inmiddels 1,3 miljoen zzp’ers komt in conflict met de ACM. Zij willen hun beroerde positie op de arbeidsmarkt verbeteren door collectief op te treden. Maar dat mag niet van de ACM: zzp’ers zijn immers juridisch gezien ondernemers. Er dreigen kartelboetes.
De gezondheidszorg
En dan is er nog de grootste steen des aanstoots: de zorg. De om hun ‘zorgvuldigheid’ en ‘deskundigheid’ geroemde toezichthouders, die zichzelf zien als neutraal en technocratisch, worden in een rol gedwongen die hen slecht ligt: die van een politieke speler van formaat.
Het liefst zouden ze oproepen tot staking. Of collectief een hele grote stapel contracten verbranden die de zorgverzekeraars hen de afgelopen jaren door de strot hebben geduwd. Maar het Koninklijk Nederlands Genootschap Fysiotherapie (KNGF) mag niet oproepen tot collectieve actie. Daar kan de ACM een boete voor opleggen. Het gevolg: de fysiotherapeut staat helemaal alleen in de ‘onderhandeling’ met de machtige zorgverzekeraars. In feite is de Nederlandse ‘zorgmarkt’ een oligopolie waar vier reusachtige verzekeraars de lakens uitdelen. Hun marktaandeel bedraagt opgeteld bijna 90 procent.
Onder die scheve machtsverhouding lijden niet alleen zorgverleners, maar ook patiënten. Dat concludeert de Consumentenbond in een recent onderzoek naar de contracten in de zorg. In het rapport over apothekers, logopedisten, fysiotherapeuten, verloskundigen en andere zorgverleners wordt gesteld dat 96 procent van mening is dat contractonderhandelingen niet op basis van gelijkwaardigheid plaatsvinden. Het overgrote deel van deze zelfstandige zorgverleners worstelt met de toenemende eisen en controledruk van de zorgverzekeraars. Het gevolg, in hun ogen: kaalslag.
De oplossing ligt voor de hand. Doe wat werkenden in Nederland al anderhalve eeuw doen: organiseer je. Maak samen een vuist tegen de dictaten van de zorgverzekeraars. Maar dat mag dus niet. Ook op dit politiek hoogst gevoelige terrein vormt het mededingingsrecht een onneembare horde. Niet voor de zorgverzekeraars, maar voor iedereen die iets aan hun dominante positie probeert te doen. ‘Het uurtarief dat de zorgverzekeraars afdwingen is zo laag dat wij geen kwaliteit meer kunnen leveren’, zegt Pieter Vonk van het KNGF. ‘Ik snap dat de ACM zich gewoon aan de wet moet houden maar dit heeft niets met vrije marktwerking te maken.’
De toezichthouder is inmiddels de gebeten hond in de gezondheidszorg. Vorig jaar al richtte een groep huisartsen haar pijlen op de mededingingsautoriteit. Het actiecomité ‘Het Roer Moet Om’ wees de ACM er op dat samenwerking tussen huisartsen noodzakelijk is om kwaliteit te waarborgen. En nota bene een collega-toezichthouder, de Nederlandse Zorgautoriteit (NZa), schreef april vorig jaar een boze brief. De boodschap: de ACM faalt. Het betrof de fusiegolf onder ziekenhuizen. Tot vorig jaar keurde de ACM geen enkele fusie af. Alle 23 aangevraagde fusies kregen groen licht. Maar volgens de NZa had meer dan de helft daarvan verboden moeten worden. Ze zouden niet in het belang van de consument zijn. De fuserende ziekenhuizen liggen namelijk meestal dicht bij elkaar. Daardoor wordt hun marktaandeel groot en dit kan leiden tot minder concurrentie, hogere prijzen en een lagere kwaliteit.
De roep van de NZA kwam niet uit het niets. Al jaren roepen uiteenlopende partijen dat de ziekenhuizen in Nederland te machtig worden. Minister Schippers moest er echter niks van weten. Marktwerking is marktwerking. Ook de zorgverzekeraars, die bij elke fusie advies moeten uitbrengen, keurden veel fusies goed. Grotere ziekenhuizen betekent over het algemeen dat zij goedkoper kunnen inkopen.
De zorgverzekeraars voelen echter sinds kort nattigheid. Als ziekenhuizen té groot worden, verliezen de verzekeraars hun sterke onderhandelingspositie en gaan de tarieven omhoog. Minister Schippers ging hierin mee en vroeg de ACM vorig jaar, met nadruk, om hier in haar beleid meer rekening mee te houden.
Koerswijziging
Toen gebeurde er iets opvallends: afgelopen september publiceerde de ACM een rapport waarin staat dat ziekenhuisfusies niet leiden tot aantoonbaar betere kwaliteit van de zorg. Ziekenhuizen zouden minder vaak moeten kiezen voor fusies, en meer inzetten op samenwerking. Ruim een jaar eerder had de toezichthouder al haar eerste fusie afgekeurd. In de regio Dordrecht mochten het Albert Schweitzer ziekenhuis en het Rivas ziekenhuis niet samengaan omdat de kans op prijsstijging te groot was.
Waar parlementariërs blij zijn met de koerswending, tonen veel juristen zich huiverig. Mark Wiggers schreef als reactie een artikel met de aansporende titel ‘ACM houd koers’. Hierin betoogt hij wat veel andere advocaten en hoogleraren binnen het mededingingsrecht zeggen: de ACM mag niet gevoelig moet zijn voor politieke druk. ‘Als je voor marktwerking kiest moet je je rug recht houden. Niet bij ieder wissewasje en bij elke verkiezing van koers veranderen.’
De vraag is wat de ACM van gedachte heeft doen veranderen. Was het de politieke druk? Of de omslag bij de zorgverzekeraars? Die hebben grote invloed op de beslissingen van de ACM, geeft ook de toezichthouder zelf ruiterlijk toe. Met een stiekeme lobby van machtige organisaties heeft dat niets te maken, verweert Chris Fonteijn zich namens de ACM: ‘Wij zijn helemaal niet zo dik met die verzekeraars, hoor. Maar zij zitten wel aan tafel bij de prijsonderhandelingen in de zorg. Wij niet. Dat maakt hun oordeel voor ons niet doorslaggevend, maar wel heel belangrijk.’
Wat hij er vergeet bij te zeggen: die prominente rol van de verzekeraars in het zorgstelsel is een politieke beslissing geweest. Niet iets wat de ACM op eigen houtje heeft bedacht. Datzelfde geldt voor de hele liberalisering van de gezondheidszorg in 2006. Bij zo’n ‘markt’ hoort vanzelfsprekend een marktmeester: naast de NZA is dat ook de ACM. Maar dat was een besluit van de partijen in Den Haag. Veelal dezelfde partijen die nu, telkens als er iets mis gaat in de zorg, de schuld geven aan de ACM.
Dianda Veldman van de Patiëntenfederatie Nederland heeft dan ook haar twijfels bij het beeld dat geschetst wordt van de ACM. ‘Het is voor zorgaanbieders maar wat fijn om een vijand neer te zetten waar ze zelf geen grip op hebben. Slechte samenwerking kan er voor zorgen dat een patiënt zijn verhaal honderd keer moet vertellen of dat er onnodige kosten worden gemaakt. Een zorgaanbieder die hier niets aan wil veranderen zegt vaak: dat mag niet van de ACM.’
Spagaat
Is de kritiek op de ACM terecht? Of geeft de toezichthouder ook maar gewoon uitvoering aan de taak die de politiek haar heeft toebedeeld? Veel deskundigen wijzen op dat laatste. Zoals hoogleraar René Smits, die ruim tien jaar als jurist aan de toezichthouder verbonden was. ‘De ACM is geen politieke instantie, maar een technische. Zij voert de door Europa vormgegeven mededingingswet uit en zit dus voortdurend in een spagaat tussen wat de Nederlandse politiek wil, en wat past in het Europese recht en beleid.’
Heeft de ACM echt geen andere keuze? Wordt zij door de politiek in de positie van boeman geduwd – een rol waarmee zij allerminst gelukkig is? We leggen de vraag voor aan verschillende mededingingsjuristen en ook de ACM zelf: wat zou er gebeuren als de toezichthouder bij een thema als duurzaamheid, bijvoorbeeld de Kip van Morgen, met de hand over het hart streek? Als zij zou zeggen: formeel mag het misschien niet volgens het mededingingsrecht, maar kom op, daar doen we niet moeilijk over?
Het antwoord is eenstemmig: onmogelijk. ‘Vrijwel al onze beslissingen worden door de rechter getoetst’, legt Fonteijn uit. ‘Bovendien is mededingingsrecht ook een taak van de Europese Commissie. Wij checken onze beslissingen altijd bij Brussel: wat vinden jullie daarvan? Die contacten zijn heel nauw. Het aparte is dat wij in Nederland veel kritiek krijgen, dat we te streng zijn. Maar de Europese Commissie kijkt heel zuinigjes naar wat wij doen. Die vindt ons vrijgevochten.’ Fonteijn heft de handen nog maar eens in de lucht. ‘We worden dus van twee kanten bekritiseerd.’
Om die impasse te doorbreken, is de ACM enkele jaren geleden begonnen haar beleid vaker uit te leggen. Er verschenen richtlijnen over hoe zorgverleners wél samen mogen werken. Zo ook over duurzame initiatieven. De regering zit evenmin stil. Minister Kamp van Economische Zaken doet verwoede pogingen om duurzame mazen in de mededingingswetgeving te vinden. Zo wilde hij dat de ACM bij afspraken naar voordelen voor ‘de samenleving als geheel’ zou kijken. Nu heeft de laagste prijs voor de consument doorgaans prioriteit. Helaas voor Kamp werd dit plan afgeschoten door zowel de ACM als de Europese Commissie. Beide stuurden een strenge brief. Met zo’n nieuwe wet zou Nederland ver buiten de kaders treden van wat volgens de Europese regels aanvaardbaar is.
De nieuwe beleidsregel die afgelopen oktober verscheen is dan ook sterk verwaterd. Pas als samenwerkende bedrijven kunnen garanderen dat hun product niet duurder wordt en de consument genoeg keuzevrijheid houdt, zal de ACM in haar beoordeling ‘voordelen voor de samenleving als geheel’ meenemen. Met andere woorden: prima dat banken iets aan mensenrechten doen, maar de consument moet nog wel kunnen kiezen voor een bank die wel investeert in wapens
Met zoveel getouwtrek op de vierkante centimeter hoeft het niet te verbazen dat er steeds meer stemmen opgaan om het mededingingsrecht veel radicaler op de schop te nemen. Het past in de tijdsgeest. In de jaren negentig werd marktwerking nog vaak als een soort natuurkracht gezien, iets onvermijdelijks waar elk land in mee moest gaan. Sinds de crisis wordt het steeds meer gezien als een politieke keuze. Maar als markten en mededingingsrecht menselijke constructies zijn, betekent dat ook dat ze drastisch kunnen worden aangepast. Dat is precies wat een groeiende groep critici voorstelt.
‘Het systeem is stuk’, meent een ex-ACM’er die anoniem wil blijven. ‘Het ACM-mandaat is veel te eenzijdig gericht op marktwerking. Dan kon vroeger misschien nog, maar in deze tijd van steeds verdergaande verduurzaming is het onhoudbaar.’ Hoogleraar mededingingsrecht Anna Gerbrandy onderschrijft dit. ‘Nu iedereen volop bezig is met maatschappelijk verantwoord ondernemen is het mededingingsrecht een van de laatste bastions die dapper stand houdt tegen het niet-marktdenken. Volgens mij is dit niet vol te houden.’
En de voorstanders van het oude mededingingsrecht? Opmerkelijk genoeg wordt er juist vanuit die hoek een alternatief genoemd dat op het eerste gezicht niets te maken heeft met marktwerking. Mededingingsjuristen zeggen het, net als de ACM. Samengevat in drie woorden: stop met polderen. De overheid moet haar verantwoordelijkheid nemen en weer zelf wetten maken.
Voorbeelden te over. Hoezo, mededingingsrecht werkt niet in de zorg? Maak daar weer een publieke sector van en Brussel legt je geen strobreed in de weg. Arme zzp’ers die niet collectief mogen onderhandelen? Maak in de wet een uitzonderingspositie voor bijvoorbeeld kunstenaars, zoals in Duitsland, en er is niets aan de hand. En duurzaamheid? Stel een wet op met minimumvereisten hoe kippen moeten kunnen leven, en het mededingingswet vormt geen enkel probleem meer.
Investico werkt altijd samen met andere media. Zo versterken we de onderzoeksjournalistiek in Nederland.
Zo vanzelfsprekend als dat klinkt, zo groot is de trendbreuk die dat zou betekenen na decennia waarin de overheid zich zei ‘terug te trekken’. Waarin ‘minder regels’ en zelfregulering het devies waren. Waarin zoveel mogelijk moest worden overgelaten aan het ‘maatschappelijke middenveld’. De regering moet weer regeren.
Tot het zover is heeft de omgang van de Nederlandse politiek met de ACM wel wat weg met de manier waarop er over die andere kwade pier wordt gesproken: Europa. Net als de Brusselse bureaucraten is de ACM soms daadwerkelijk een boeman, maar minstens zo vaak een stropop. Een excuus om je achter te verstoppen als politicus als er impopulaire besluiten moeten worden verdedigd.
Wilt u onafhankelijke onderzoeksjournalistiek ondersteunen? Word Vriend van Investico