Onderzoek met bronnen
‘Het zijn vage kreten’
Rotterdam-Zuid moet in twintig jaar tijd naar het gemiddelde van de grote gemeenten worden geholpen. Maar het project is duur en technocratisch. En de bewoners hebben weinig te zeggen.
Theo Veul vist twee brieven uit een stapeltje enveloppen. De 82-jarige oud-docent automontage draagt bretels, hij spreekt zacht. De brieven heeft hij nauwkeurig gelezen, de passages die vragen opriepen onderstreept. Kort gezegd: een woningcorporatie gaat zijn huis kopen en slopen. ‘Grootscheepse renovatie en herstructurering [zijn] nodig om het woningaanbod in de stad beter in balans te brengen’, staat in de brief. De woorden ‘in balans’ heeft hij onderstreept. Evenals het doel van de plannen, ‘een toekomstbestendig woongebied voor gezinnen’. Veul: ‘Wat betekent dat? Het zijn vage kreten.’
We zijn in Carnisse in Rotterdam-Zuid. Een wijk met een mix van vooroorlogse panden en naoorlogse portiekwoningen, levendige winkelstraten en schilderachtige singels dicht bij het Zuiderpark. Een ‘wijk met potentie’. Veul en zijn vrouw huren er sinds 1983 hun woning van een particuliere verhuurder. Hun kinderen groeiden er op. Het interieur vol zware houten meubelen lijkt sinds de laatste verhuizing weinig veranderd. De huur is 360 euro per maand voor dik vijftig vierkante meter. Niet erg ruim, bekent Veul. Maar hij is tevreden en stevig geworteld in de wijk. Op maandag- en woensdagavonden loopt hij met Burger Blauw Carnisse door de buurt, een groep vrijwilligers die de straten in de gaten houdt. Ze rapporteren huisvuil dat naast de containers staat of trekken openstaande deuren van portiekwoningen dicht tegen inbrekers en zwervers. Eén ochtend in de week geeft Veul als vrijwilliger taalles aan migranten, waaronder analfabeten die nooit eerder naar school gingen. ‘Ze willen heel graag leren.’
Maar Veul woont volgens de statistieken ook in een arme en onveilige wijk, met weinig sociale cohesie en veel doorloop – dat laatste ziet hij ook. Carnisse is een echte aankomstwijk, waar niet alleen migranten maar ook studenten en starters hun eerste woning in Rotterdam vinden. De verouderde woningen hebben volgens de gemeente een ‘aanzuigende werking’ op mensen met lage inkomens. Huisjesmelkers verhuren er voor exorbitante bedragen kamers aan Poolse arbeidsmigranten. Mensen die het beter krijgen trekken de wijk zo weer uit. Voor hen moeten er nieuwe, grotere woningen komen. En dus moeten Veul en zijn woning weg om plaats te maken voor nieuwbouw, geschikt voor een nieuw middenklassegezin.
De sloopplannen zijn onderdeel van het Nationaal Programma Rotterdam Zuid (NPRZ) dat de ‘slechtste wijk van Nederland’ in twintig jaar naar het gemiddelde van de grote gemeenten wil helpen. Het is een samenwerking tussen de gemeente Rotterdam, de rijksoverheid, woningcorporaties, scholen en bedrijven. Er zijn miljoenen beschikbaar voor onder andere extra lesuren in het basisonderwijs en baangaranties voor jongeren die zorg of techniek studeren. Ook gaat er een hoop geld naar woningen. Een derde (35.000) van alle huizen moet worden opgeknapt. Woningcorporaties investeren 625 miljoen in hun eigen bezit op Zuid. Maar het merendeel is van particuliere eigenaren. Daarvan krijgen tienduizend woningen een ‘grondige’ behandeling, bijvoorbeeld door ze te slopen of samen te voegen.
En daar haperen de plannen, blijkt uit onderzoek van Investico en De Groene Amsterdammer in samenwerking met het Rotterdamse web-magazine Vers Beton. Want wie betaalt de koop en sloop van particuliere panden? De overheid, woningcorporaties, of de markt? Het NPRZ is het eerste grote stedelijke vernieuwingsproject onder de nieuwe Woningwet van 2015 waardoor de rollen flink veranderd zijn. Woningcorporaties, de gebruikelijke partners van gemeenten die arme wijken willen opwaarderen, mogen zich alleen nog bemoeien met hun kerntaken: het bouwen en verhuren van sociale huurwoningen. En daarvan wil Rotterdam er juist minder. De marktpartijen zouden in het gat springen en middeldure woningen gaan bouwen, was de gedachte. Maar op moeilijke locaties als Rotterdam-Zuid doen ze dat alleen als de overheid geld bijlegt. In Rotterdam moet zo het wiel opnieuw worden uitgevonden voor een fenomeen dat zo Nederlands is als stroopwafels: grootschalige stadsvernieuwing. Maar wie heeft er, tussen het getouwtrek op hoog bestuurlijk niveau, nog oog voor bewoners?
‘Het was echt een gezellige straat’
In de 2e Carnissestraat zitten Ziya Sen en Deniz Ates aan een houten tafeltje voor de woning van Sen. Onder een vroeg lentezonnetje drinken ze Spaanse rosé met ijsklontjes. Binnen staat radiozender Arrow Classic Rock op. Sen, timmerman van beroep, breekt een toastje in tweeën en belegt ’m dik met kipsatésalade van Johma. ‘Het eerste rondje is van mij, daarna is het zelfbediening.’ Hij groet iedereen die voorbijkomt. Soms in het Turks, soms in het Nederlands. ‘Hij is de muhtar’, grapt Ates, het dorpshoofd. ‘Hij kent iedereen.’
Sen wijst naar de overkant van de straat. De vroegtwintigste-eeuwse huizen hebben sierlijke gevels maar zijn flink verzakt. ‘Daar woonden mijn ouders’, zegt hij. Ates werd in het huis ernaast geboren en woont nu een paar straten verderop. Sens broers vlogen uit naar Amsterdam IJburg en Utrecht. Hijzelf woonde een paar jaar in Zeeland, maar keerde terug. ‘Ik ken deze buurt, het geeft je een veilig gevoel.’ Toen er bij een private verhuurder een woning tegenover die van zijn ouders vrij kwam, aarzelde hij niet. De huur: 625 euro per maand, plus ongeveer tweehonderd euro voor een garage.
‘Het was echt een gezellige straat’, zegt Sen. Tot de gemeente in 2011 aankondigde de panden wegens funderingsproblemen en als onderdeel van het NPRZ te willen slopen. Inmiddels zijn de deuren en ramen van de meeste huizen aan de overkant met dikke stalen platen afgezet. Ook het huis van zijn ouders. Uiteindelijk moet een projectontwikkelaar er zestien eengezinswoningen voor terug bouwen. De gemeente houdt rekening met een verlies van 2,9 miljoen euro op het hele project, ruim 180.000 euro per woning. ‘Het zijn gewoon vieze politieke spelletjes om mensen meer te laten betalen’, zegt Deniz Ates over de sloopplannen in zijn wijk. ‘Om de wijk te verbeteren moet je geen huizen slopen, maar meer politie de straat op sturen. Ik zie hier nooit politie.’
Van de straat is weinig meer over, zegt Sen. ‘Wie onderhoudt zijn woning nog als het toch gesloopt gaat worden?’ Bewoners vertrokken en gingen hun huis verhuren, in hun plaats kwamen Oost-Europese uitzendkrachten. Een van de panden werd een clandestien bordeel. Het supermarktje waar de hele buurt kwam – mensen kochten er soms op de pof en betaalden de rekening als het loon binnen was – sloot de deuren, en in de omgeving zijn er klachten over ratten die op de leegstaande panden afkomen.
De sloop zou in de zomer van 2020 moeten beginnen. Om ook de laatste zeven tegenstribbelende bewoners te laten verhuizen gaf de gemeenteraad vorig jaar toestemming voor onteigening. Een van de eigenaren, een alleenstaande vader met drie tienerdochters, stuurde daarop een brief aan de gemeenteraad. Hij is ‘werkelijk radeloos’, schreef hij. De gemeente biedt hem 188.000 euro voor zijn huis, wat hem een restschuld van negentienduizend euro op zijn hypotheek zou opleveren. Een nieuwe vijfkamerwoning vinden acht hij, met een jaarinkomen van 45.000 euro op de competitieve woningmarkt van nu, ‘vrijwel onmogelijk’.
Maakbare samenleving
In Rotterdam staat het ideaal van de maakbare samenleving nog fier overeind. Doel van het NPRZ is een betere menging van rijk en arm, wat ook de ‘sociale cohesie’ in de slechtste wijken van de stad zou moeten verbeteren. In de stad van heipalen en hijskranen gebeurt dat van oudsher via ‘de stenen’: door te bouwen, te slopen, opnieuw te bouwen en te renoveren. De keerzijde van die bouwwoede is dat mensen die gehecht zijn aan hun buurt moeten verhuizen en dat sociale verbanden overhoop worden gehaald.
De wens om meer hoge inkomens naar Rotterdam te trekken of voor de stad te behouden is niet nieuw. Al sinds eind jaren tachtig staat het hoog op de agenda. Het was de tijd dat gezinnen nog massaal de stad verlieten richting randgemeenten. In 2002, na de mega-overwinning van Pim Fortuyn, spraken Leefbaar Rotterdam, VVD en CDA af dat er alleen nog dure en middeldure huizen zouden worden gebouwd. ‘Zo moet een gevarieerd woningaanbod ontstaan voor een meer evenwichtige opbouw van de bevolking’, schreven ze in het collegeakkoord.
Waar Rotterdam ten noorden van de Nieuwe Maas er langzaam bovenop krabbelde, bleef Zuid achter. In 2004 knalde de ontevredenheid van de Zuiderlingen de bestuurskamers binnen. Uit de eerste Grote Woontest, een vierjaarlijkse enquête over woonwensen onder twaalfduizend Rotterdammers, bleek dat Zuid zeer slecht scoorde op veiligheid en woongenot. Het advies van de opstellers van het rapport: meer eengezinswoningen in een rustige stedelijke, maar groene omgeving.
Er moet iets gebeuren
Hanneke, medewerker bij de seksshop aan de Pleinweg, was zo’n ontevreden Zuiderling. Ze werd om de hoek bij haar huidige werkgever geboren, maar na een aantal nare ervaringen wist ze niet hoe snel ze de wijk uit moest. Ze staat naast een kartonnen schap vol rubberen vagina’s en anussen. Op de toonbank staat een doos lolly’s in de vorm van penissen (‘een lullie, pak er eentje mee joh!’). Ze praat open, maar vraagt haar achternaam niet te vermelden in verband met ‘een heel vermoeiende ex-man’.
‘In 1999 ben ik bij een schietpartij in een café door een verdwaalde kogel geraakt, ik was bijna in mijn eigen bloed gestikt’, vertelt ze. ‘Al geef je mij hier een huis gratis, ik zou er nog niet willen wonen.’ Toen ze in 2006 van de corporatie een flat kreeg aangeboden in Capelle, verhuisde ze direct. Een al te beste flat was het niet. ‘Maar ik heb het meteen gedaan. Inmiddels heb ik een eengezinswoning met een tuin. Veel van mijn buren komen van Zuid. Ze wilden weg omdat het verpauperd was.’ Hoe Zuid er nu voor staat? ‘Het is een chaos’, zegt ze. Het verkeer is er levensgevaarlijk, en neem de buren. ‘Dat huis zit vol Polen. In januari kwam de politie vertellen dat ze er voor de zeventiende keer een wietplantage hadden opgerold.’
‘Het is de bedoeling dat we de sociale stijgers, mensen die er in inkomenspositie op vooruit gaan, voor Zuid behouden.’
De mensen die vroeger naar Capelle of Barendrecht vluchtten, probeert de gemeente nu binnenboord te houden. Je zou kunnen zeggen dat Zuid een beetje meer op die plekken moet gaan lijken. ‘Het is de bedoeling dat we de sociale stijgers, mensen die er in inkomenspositie op vooruit gaan, voor Zuid behouden’, zegt wethouder Richard Moti (PVDA). ‘Tot nu toe gingen de meeste mensen die het beter kregen meteen weg. De woningvoorraad op Zuid voldoet niet aan de wensen en eisen die veel gezinnen stellen. Het zijn veelal kleine woningen, met weinig buitenruimte.’
Ook zijn collega, bouwwethouder Bas Kurvers (VVD), pleit voor ‘gemengde wijken, met sterke schouders en zwakke schouders zij aan zij’. Met de statistieken in de hand en in overleg met woningcorporaties beslist de gemeente waar er iets af kan en waar iets bij. Dat is een continue onderhandeling. Het doel van deze ‘interventies’ is ‘de stad in balans te krijgen,’ zegt Kurvers. ‘Dat betekent soms een terugloop van de sociale voorraad en soms sociaal erbij in een wijk die dat wel kan hebben.’ Deze zogeheten ‘compensatielocaties’ voor nieuwe sociale huurwoningen zijn ook weer onderwerp van onderhandelingen.
Dat er iets met Zuid moet gebeuren, daarover is bijna iedereen het wel eens. Dat benadrukken ook de vier corporaties bij monde van hun woordvoerder, Vestia-bestuursvoorzitter Arjan Schakenbos. ‘Ik vind het een goede keuze om in de focuswijken op Zuid de komende jaren wat te doen, anders wordt de achterstand alleen maar groter. Maar op Zuid zijn ook grote aantallen sociale huurwoningen nodig.’ Met de andere Rotterdamse woningcorporaties schreef Vestia vorige week een brief aan het college dat het aantal goedkope woningen door prijsstijgingen veel sneller slinkt dan verwacht. In 2030 zou er een tekort van negenduizend betaalbare woningen zijn. De wachtlijst voor corporatiewoningen loopt nu al vast door urgentieverklaringen – mensen die direct een nieuwe woning nodig hebben. Hun aantal stijgt door de sloopplannen alleen maar sneller.
Conflict
‘O?’ reageert Marco van Steenhoven (48) als we hem vragen naar de plannen voor sloop van ‘zijn’ Texelsestraat. ‘Daar weet ik niks van.’ Hij woont er in een koophuis en reageert laconiek. ‘Ik vind wel weer wat anders, misschien in Ommoord.’ Als de plannen doorgang vinden, zal hij op een zeker moment worden uitgekocht.
Van Steenhoven werkt fulltime in de containerbouw. Toch vindt hij de puf om ’s avonds, net als Theo Veul uit de Walchersestraat, met Burger Blauw Carnisse door de wijk te lopen. We mogen mee, in de schemer op maandagavond. We beginnen in wijkcentrum Huis van Carnisse, dat hij met medebewoners zelf opkalefaterde, met een beetje sponsoring van Ikea en het Oranjefonds. We lopen langs de banketbakker (‘die sponsort de bingo’) en langs de speeltuin waar hij ook vrijwilligerswerk doet (‘met Halloween als een spook in het park liggen, maakt mij het uit’). Als er vuilniszakken op straat staan, meldt hij dat door de walkie talkie. Over zijn dubbele bovenwoning waar hij met zijn gezin woont, is hij niet ontevreden. ‘Veel beter dan nieuwbouw’, zegt hij terwijl hij op de rode bakstenen muur klopt.
De straat van Van Steenhoven staat centraal in een conflict tussen de gemeente en woningcorporatie Woonbron. De inzet: wie betaalt de rekening van het kopen, slopen en renoveren van de woningen die eigendom zijn van particuliere eigenaren? Aan de Texelsestraat zou de corporatie 168 huizenbezitters moeten uitkopen; daaronder zijn huisjesmelkers, maar ook bewoners zoals Van Steenhoven. Na de sloop zouden er, volgens interne berichten, 51 eengezinswoningen voor moeten terugkomen. De corporatie treedt op als veredeld sloopbedrijf en draagt de grond over aan een projectontwikkelaar. De netto kosten van het project worden geschat op tien tot dertig miljoen, blijkt uit interne stukken. Oftewel: tweehonderd- tot zeshonderdduizend euro per nieuwbouwwoning. Het is illustratief voor de snel stijgende kosten van het NPRZ. Toen het programma in 2012 werd aangekondigd ging men nog uit van ongeveer een ton aan kosten per aan te pakken woning.
Maar moeten de corporaties met geld van hun huurders investeren, zoals de gemeente dat graag zou zien? Of zou de gemeente bijvoorbeeld de belastingen moeten verhogen zodat alle inwoners bijdragen, zoals sommigen in de corporatiesector opperen? Of is het toch de rijksoverheid die met belastinggeld moet bijspringen om de plannen vlot te trekken? Voorlopig gebeurt dat laatste. Het rijk maakte vorig jaar bekend 130 miljoen euro aan het NPRZ bij te dragen, een bedrag dat de gemeente verdubbelde. Eerder werd al dertig miljoen euro toegezegd door toenmalig minister Liesbeth Spies.
In de tussentijd konden de Rotterdamse corporaties voor hun investeringen op Zuid gebruik maken van een kortingsregeling op de verhuurderheffing, een belasting op sociale huurwoningen. Met een succesvolle lobby kreeg NPRZ-voorman Marco Pastors de ‘on-Nederlandse’ problemen van Rotterdam-Zuid bij toenmalig VVD-minister Stef Blok op de radar. Zo droegen huurders in het hele land de afgelopen jaren bijna honderd miljoen euro bij aan de bouwplannen op Zuid, blijkt uit cijfers van de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland.
Bewoners delven het onderspit
Tussen grote institutionele partijen – rijk, gemeente, corporaties en ook de marktpartijen – en de continue onderhandelingen over de plannen, zijn het de bewoners die het onderspit delven. Terwijl in de beleidsstukken steeds wordt benadrukt dat het Nationaal Programma Rotterdam Zuid er ‘voor de bewoners van Zuid’ is. We vroegen de wethouders, de programmadirecteur NPRZ, de vertegenwoordigers van de corporaties en de marktpartijen hoe bewoners betrokken worden bij de plannen. Hun antwoord? Bewoners worden zorgvuldig geïnformeerd, maar dat is zodra de plannen rond zijn en de financiering gevonden is. Dat betekent dat zij geen invloed kunnen uitoefenen op de totstandkoming van de plannen.
(streamer: (Bij gemeente en corporaties ontbreekt de wil om de zittende bewoners invloed te geven.)
Dat ging in de hoogtijdagen van de stadsvernieuwing wel anders, weet TU Delft-onderzoeker André Ouwehand uit ervaring. Toen werden bewoners steeds gehoord. Bij sloopplannen was de vuistregel dat 85 procent van de nieuwbouw voor bewoners bestemd was. ‘Het was eindeloos zoeken naar draagvlak. Nu ontbreekt de wil bij gemeente en corporaties om de zittende bewoners invloed te geven. Het wordt top-down opgelegd en er is vrijwel geen organisatie aan de kant van bewoners.’ Formeel reserveert het NPRZ-bestuur een zetel voor bewoners, maar die is sinds afgelopen najaar ongevuld. De laatste bewonersvertegenwoordiger, Eric Dullaert, zegt desgevraagd dat hij er als ‘betrekkelijk eenzame bewoner’ nauwelijks tussen kwam bij die grote partijen. Waar hij zich nog meer over verbaasde is dat er geen ‘plan B’ is voor de woonplannen: alternatieven kwamen niet aan de orde.
Nu is het bij het NPRZ niet alleen maar sloop wat de klok slaat, maar als het zo ver komt, en er geen plek blijkt te zijn voor de bewoners in de nieuwbouw, gaan de hakken in het zand. Want op Zuid is de sanering van woningen vaak ook een sanering van bewoners. Zo kregen bewoners in de Tweebosbuurt in de Afrikaanderwijk vorig jaar vlak voor de zomervakantie te horen dat daar zo’n zeshonderd woningen tegen de vlakte gaan. In het plan voor de nieuwe wijk is ruimte voor 130 nieuwe sociale huurwoningen. Zodra de eerste bewoners weer verhuizen, schuiven de woningen door naar de vrije sector. De plannen verlopen moeizaam en sommige bewoners hebben een advocaat in de arm genomen.
Ook de Wielewaal, een volksbuurt nabij het Zuiderpark die veel weg heeft van een vakantiepark, moet tegen de vlakte. De naoorlogse noodwoningen zijn ‘op’. Bewoners willen graag een nieuw huis, maar dan wel in de oude opzet. Ze maakten een alternatief plan voor de vernieuwing, maar dat werd terzijde geschoven. Ze vochten het nieuwe bestemmingsplan tot aan de Raad van State aan. In het nieuwe plan is het merendeel van de woningen ‘middelduur’ en ‘duur’.
Toch is sloop lang niet altijd de enige oplossing voor oude woningen in volksbuurten, zegt architect Roel van Tatenhove. Hij onderzocht voor zijn afstuderen de potentie van portiekwoningen in de Vogelbuurt, die ook een grondige aanpak wacht. Het woningaanbod in Carnisse is volgens hem minder eenzijdig en verwaarloosd dan de gemeente denkt. Hij ontdekte dat veel mensen hun woning al hebben aangepast: van een grotere keuken of badkamer tot het bijtrekken van zolder of souterrain, samengevoegde appartementen en een uitbouw in de tuin. ‘Je kunt er heel verschillende typen woningen in maken. De mensen die ik sprak die hun woning vergroot hadden wilden er nooit meer weg.’
Bovendien staat in Blijdorp hetzelfde type portiekwoningen, zegt Van Tatenhove. Die wijk geldt onder makelaars als ‘gewildste wijk van Rotterdam’. Die woningen zijn daar zeker twee keer zo duur, terwijl ze kwalitatief slechter zijn: in Blijdorp is staal gebruikt dat nu roest, terwijl dat in Carnisse vanwege materiaaltekorten in de oorlog niet kon. Kijk beter naar de potentie van Carnisse, wil Van Tatenhove maar zeggen. Hij pleit ervoor de wijk zorgvuldig te benaderen, onderhoud te stimuleren en alleen te slopen waar dat echt nodig is. ‘Twintig jaar geleden is zo’n verbetertraject ook voor Blijdorp opgezet. En kijk eens hoe gewild die wijk nu is.’
Welkome marktpartijen
Terwijl bewoners het nakijken hebben, worden marktpartijen met open armen ontvangen. Op aandringen van voormalig minister Blok kregen de ontwikkelaar Amvest, de bouwers Heijmans, ERA Contour en Dura Vermeer en de investeerder Syntrus Achmea een uitnodiging om mee te denken. Wienke Bodewes is oud-directeur van Amvest en woordvoerder namens de vijf. Hij waardeert het NPRZ om de lange adem, en dat ze niet alleen aan ‘de stenen’ denken maar ook aan werk en onderwijs.
De aandacht van de marktpartijen gaat uit naar Carnisse, zegt Bodewes. Daar wordt een ‘heel nieuwe aanpak’ gekozen die bij succes verder over Zuid wordt uitgerold. ‘Het doel is de eenzijdigheid van het woningaanbod verbeteren. Als het deze vijf partijen niet lukt, dan weet ik het ook niet.’ De investering in particuliere woningen moet met geld van rijk en gemeente rendabel worden. De marktpartijen maken een ‘strategische gebiedsvisie’ voor Carnisse, zegt hij, met een strategie om panden te verwerven. Het overleg met rijk en gemeente gaat in eerste instantie op ‘hoog bestuurlijk niveau, want niet iedereen kan de pen vasthouden’. De inhoud van het plan is daarom nog niet bekend. Bodewes wil wel een tipje van de sluier oplichten: ‘We kijken naar die verbindingen met het Zuiderpark, het aanpakken van de singels, het verlagen van de parkeerdruk. We zijn nu al een heel eind met de mogelijke aanpak. Uiteindelijk is het doel een beter functionerende wijk te maken waar de meerderheid plezier aan gaat beleven. Het is wachten op groen licht van de gemeente, dat hopen we voor de zomer te krijgen.’
De bewoners verwacht hij wel mee te kunnen nemen in de plannen. ‘Ik weet nog dat ik in de stadsvernieuwingstijd in Crooswijk voor een zaal van vierhonderd goedgebekte havenarbeiders stond. Een mooie vuurdoop voor een jonge ambtenaar. Ik heb toen wel geleerd helder te communiceren, maar ook niet je oren te laten hangen naar elke dwarsligger.’
Investico werkt altijd samen met andere media. Zo versterken we de onderzoeksjournalistiek in Nederland.
Groeiend ongemak
De klok in het NPRZ-kantoor in Tarwewijk staat twintig minuten voor. Programmadirecteur Marco Pastors houdt van stiptheid. Tegen de ramen zijn posters geplakt om jongeren aan het werk te krijgen. ‘Niet Netflixen maar een baan fixen’. Aan de muur in de vergaderruimte hangt een maquette van Tarwewijk. Wie onbesuisd opstaat, slaat zo een woonblok tegen de vlakte. De oud-Leefbaar Rotterdam-wethouder staat voor ‘zijn’ programma. Hij werd NPRZ-directeur nog voor er geld was, en misschien nog wel belangrijker: waar er elke vier jaar een nieuwe wethouder komt, blijft de programmadirecteur zitten. ‘Met de aanpak van de particuliere voorraad zijn we verder dan menigeen had gedacht’, zegt hij. ‘Liggen we daarmee op schema? Nee. Maar we willen de komende vier jaar wel een inhaalslag maken.’
Het neemt niet weg dat in de gemeenteraad het ongemak over de sloopplannen van het NPRZ groeit. Bijvoorbeeld over die zeshonderd woningen in de Tweebosbuurt en de almaar stijgende kosten. ‘We zitten in een opgaande markt’, zei GroenLinks-raadslid en stedenbouwkundige Astrid Kockelkoren toen het onderwerp in de commissie ‘majeure projecten’ op de agenda stond. ‘Het opkopen van woningen gaat langer duren en wordt duurder. Kunnen we met het opknappen van de buitenruimte niet met minder geld meer bereiken?’
Haar VVD-collega Jan-Willem Verheij zag dat Zuid zich goed ontwikkelt, maar vroeg zich af wat daarvan nu precies te danken is aan het NPRZ. ‘Besteden we het geld op een goede manier? Heeft het zin, of is het heel erg duur maar is het directe effect van wat we doen heel beperkt? Daar wil ik meer reflectie op.’ Raadslid Co Engberts (PVDA) wilde weten of de plannen niet ‘herijkt’ moeten worden, nu de markt aantrekt en opkopen en slopen ‘superduur’ wordt.
Is het inderdaad tijd om de plannen nog eens tegen het licht te houden of de effecten van het beleid te meten? Marco Pastors gelooft er niet zo in. Er zijn afspraken gemaakt, en daar nu van afwijken zet alles op de helling. ‘In een programma van twintig jaar heb je altijd hoog- en laagconjunctuur.’ En over de resultaten: ‘We bekijken het per project, maar er speelt veel meer. We vinden het ook niet zo interessant waar een verbetering door komt. Wij zijn geen wetenschappelijk bureau. Als de motor het maar doet, dan hoef ik niet onder de motorkap te kijken. Wij denken dat het werkt.’
- Lees meer over
- woningmarkt
- ruimte & milieu
- armoede
Wilt u onafhankelijke onderzoeksjournalistiek ondersteunen? Word Vriend van Investico