Nieuws

90.000 corporatiewoningen in drie grote steden slecht geïsoleerd

Meer dan 90.000 huishoudens in Amsterdam, Rotterdam en Den Haag wonen in een slecht geïsoleerde woning. In deze drie grote steden heeft een kwart van alle corporatiewoningen een energielabel D of lager. De bewoners ervan kunnen extra hard getroffen worden door de hoge gasprijzen. 

Dit blijkt uit onderzoek van platform Investico voor EenVandaag, Trouw, De Groene Amsterdammer en enkele regionale media op basis van een landelijke database van energielabels en kaarten van corporatiebezit, waarmee voor het eerst cijfers over woningisolatie per stad en per corporatie openbaar worden. Over zeven steden zijn data verzameld.

In de drie grote steden huren zeker 17.000 huishoudens zelfs nog een corporatiewoning met label F of G – dit zijn nauwelijks geïsoleerde huizen met meestal enkel glas. Juist de huurders van de armste wijken in Nederland moeten het langst wachten op dubbel glas, een geïsoleerde vloer of een nieuw dak, blijkt uit de data.

Van alle mensen die in energiearmoede leven – zij hebben een laag inkomen en een hoge gasrekening of een slecht geïsoleerd huis – huurt driekwart bij een woningcorporatie, berekende onderzoeksinstituut TNO eerder dit jaar. Huurders kunnen zelf weinig doen om de kosten te drukken; ze zijn afhankelijk van hun huisbaas om hun woning te isoleren.

Blijf op de hoogte van onze onderzoeken. Meld je aan voor de nieuwsbrief

Vooral Randstad loopt achter

In hoeverre huurders een goed geïsoleerd huis kunnen verwachten, verschilt sterk per stad, blijkt uit ons onderzoek. Terwijl in Almere nauwelijks slecht geïsoleerde woningen staan, hebben in Arnhem en Den Haag bijna drie op tien corporatiewoningen een slecht energielabel (D of lager). Nijmegen presteert een stuk beter.

Ook de verschillen tussen corporaties zijn aanzienlijk: een derde van de huurders bij Woonbron in Rotterdam heeft bijvoorbeeld een slecht geïsoleerde woning. Wie in diezelfde stad bij Woonstad huurt, heeft minder dan 15 procent kans op een tochtig huis. In Nijmegen heeft een op de drie woningen van Portaal een slecht energielabel, terwijl dat bij Talis slechts een tiende is.

De corporatiesector beloofde in 2013 in het Energieakkoord dat hun woningen uiterlijk in 2020 gemiddeld energielabel B zouden hebben. In 2016 verschoven ze die deadline naar eind dit jaar. Maar die belofte gold slechts een landelijk gemiddelde, en daarachter blijken nu dus grote verschillen schuil te gaan. Vooral in de Randstad halen corporaties dat gemiddelde niet. 

Woningcorporaties die achterlopen op het landelijke doel wijten dit aan geldgebrek en aan het feit dat ze veel oud woningbezit hebben. ‘We willen wel sneller, maar het gaat heel plat over geld’, zegt Susan van der Steen van Haag Wonen, een van de grote corporaties van Den Haag. ‘We moeten de wooncrisis oplossen, en we willen de huren betaalbaar houden. Het is puzzelen hoe we elke euro het beste besteden.’

Gerichte aanpak

Enkele grote corporaties in Rotterdam verwachten pas in 2025 op label C te zitten – vier jaar later en een label lager dan het landelijk streefgemiddelde. De federatie van Amsterdamse corporaties AFWC noemt het vanwege ‘oude en ingewikkelde bouw’ onwaarschijnlijk dat elke corporatie de landelijke doelstelling haalt. ‘We richten ons daarom liever op afspraken met de gemeente Amsterdam’, zegt een woordvoerder.

Peter Mulder, expert energietransitie bij TNO, noemt het ‘heel goed’ dat de verschillen tussen steden en corporaties nu in kaart zijn gebracht. ‘Dat maakt een gerichte aanpak mogelijk. Corporaties publiceren hier zelf nauwelijks over.’

Lees het onderzoek

Verdedig de rechtsstaat. Steun onafhankelijke onderzoeksjournalistiek in Nederland.

Word vriend