Onderzoek met bronnen
Hoe het Rijk zich terugtrok uit het Rijksvaccinatieprogramma
Terwijl oude ziekten weer toeslaan, trok het rijk zich terug uit de beste preventiemaatregel tegen infectieziekten: het Rijksvaccinatieprogramma. ‘Dit gaat vroeg of laat een keer fout’.
Zeker vier1 baby’s stierven afgelopen februari en maart aan kinkhoest, een ziekte waartegen Nederland al sinds 19572 een vaccin heeft en die de afgelopen zestig jaar nooit zoveel dodelijke slachtoffers maakte als nu3. De hoestbuien bij kinkhoest kunnen uitputtend en verstikkend zijn. Soms lopen baby’s blauw aan omdat ze te weinig zuurstof binnen krijgen en dat kan tot hersenbeschadiging leiden. Eindhoven kampte deze maand met een uitbraak van een andere infectieziekte waartegen ook al een halve eeuw een vaccin bestaat, de mazelen4.
Al jaren weigeren steeds meer ouders hun kinderen in te enten, maar sinds de coronapandemie en de daarmee gepaard gaande golf van angst en desinformatie zakte voor het eerst in decennia het aantal ongevaccineerde baby’s en peuters onder de minimum beschermingsgraad5 van 90 procent.6 Van effectieve groepsimmuniteit is dan geen sprake meer, waardoor uitbraken blijven terugkeren.
Word nu Vriend van Investico en versterk de onderzoeksjournalistiek in Nederland
Bijna de volledige Tweede Kamer maakte zich in een debat begin april grote zorgen over de dalende vaccinatiegraad. VVD-Kamerlid Judith Tielen legde de schuld bij ‘healthfluencers’. De ‘desinformatie’ die door ‘kwakzalvers’ via sociale media over ouders ‘wordt uitgestort’ moet worden aangepakt7. Volgens Daniëlle Jansen van Pieter Omtzigt’s Nieuw Sociaal Contract is het vooral belangrijk om ‘mensen uit andere culturen’ voor te lichten8. D66’er Wieke Paulusma stelt voor ongevaccineerde kinderen te weren uit de kinderopvang.
Demissionair staatssecretaris van Volksgezondheid Maarten van Ooijen (ChristenUnie) wijt de daling onder meer aan afnemend vertrouwen in de overheid en de opkomst van misleidende informatie op sociale media. Daags voor het Kamerdebat presenteerde hij een tienpuntenplan om de vaccinatiegraad op te krikken. In zijn actieplan stelt Van Ooijen ook een telefoonnummer voor waarnaar ouders met twijfels over vaccineren kunnen bellen. Daarnaast zal het RIVM op sociale media veelgestelde vragen beantwoorden. Van Ooijen roept ook artsen en influencers op om zich online uit te spreken tegen desinformatie. Met een groep artsen die op eigen initiatief filmpjes op TikTok maakt is de staatssecretaris alvast ‘ontzettend blij’910.
Volledig buiten beeld blijft opmerkelijk genoeg de vraag wat er eigenlijk achter de schermen van het Rijksvaccinatieprogramma zelf wordt gedaan om het aantal door een prik beschermde kinderen te verhogen. Investico onderzocht voor De Groene Amsterdammer de rol van het Rijk en andere betrokken overheden. Het vaccinatiestelsel bestaat uit inentingen tegen dertien ernstige infectieziekten als mazelen, de bof, polio en kinkhoest11. Het ministerie van Volksgezondheid is eindverantwoordelijk, het RIVM beheert ‘de koelkast’ met vaccins, stuurt oproepbrieven naar ouders en verzorgt voorlichtingscampagnes12. Jeugdartsen en verpleegkundigen in het hele land voeren gesprekken met ouders en zetten de prikken. Ogenschijnlijk lijkt dat een geoliede machine die sinds de start van het Rijksvaccinatieprogramma in 195713 naar schatting zeker negenduizend levens14 heeft gered. Maar wat gebeurt er in die machine als het percentage gevaccineerde kinderen zodanig afneemt dat de kritische ondergrens niet meer wordt gehaald en de maatschappelijke bescherming in gevaar komt? Kortom, wie verhoogt de vaccinatiegraad?
Waarschuwingen bleven links liggen
Het korte antwoord is: niemand. Vijf jaar geleden werd het vaccinatieprogramma min of meer ‘per ongeluk’ meegenomen in de decentralisatie van de publieke gezondheidszorg15. Sindsdien moet iedere individuele wethouder zorgen dat er genoeg geprikt wordt in zijn of haar gemeente16. Maar wat die verantwoordelijkheid precies inhoudt en wat ze zelf kunnen doen, is bij verschillende wethouders onduidelijk, blijkt uit een rondgang van Investico. Al in 2018 werd er alarm geslagen over de dalende vaccinatiegraad17, en nog eens in 2021, over de de ‘lappendeken van verantwoordelijkheden’18. Kabinet en gemeenten lieten de waarschuwingen links liggen.
Dit loopt nog eens fout, denkt Caroline Schouten in 2018. In haar spreekkamer in Leiden leunde de jeugdarts de jaren daarvoor ‘een beetje achterover’ als ze tijdens gesprekken met ouders het Rijksvaccinatieprogramma ter sprake bracht. ‘Ik ging er altijd vanuit dat iedereen wel wilde’. Maar zes jaar geleden ziet ze dat veranderen. ‘Ik merkte dat ouders steeds meer vragen stelden op basis van wat ze op Facebook hadden gelezen.’
Schouten verdiepte zich daarom in hoe je zo’n gesprek met twijfelende ouders aanpakt. Inmiddels ruimt ze ‘heel veel’ tijd - die ze eigenlijk niet heeft - in om het over vaccineren te hebben. ‘Ik laat ouders eerst uitleggen waar hun angst ligt. Daarna vraag ik ze of ze het goed vinden dat ik mijn kennis met ze deel.’ In die gesprekken heeft ze weleens het gevoel dat ze tegen de bierkaai vecht. ‘Ouders zetten wat een influencer zegt als evenwaardig tegenover grafieken, getallen, studiekennis en ervaring.’
Willen ouders niets over het nut van vaccineren horen, dan brengt Schouten het onderwerp het volgende consult weer ter sprake. ‘Als ik “joh, je bent knettergek” zou zeggen, dan bereik ik ze helemaal niet meer. Ik wil dat ze ook voor de groei of het slaapritme van hun kind bij me blijven komen. Uiteindelijk willen ze allemaal het beste voor hun kind.’
Maar terwijl Schouten en haar collega’s vanaf 2018 probeerden een omgangsvorm te vinden voor nieuwe sceptische ouders, speelde op de achtergrond de meest ingrijpende verandering van het Rijksvaccinatieprogramma sinds de oprichting. In het kielzog van de nieuwe Wet publieke gezondheid werd ook de verantwoordelijkheid voor het prikken gedecentraliseerd. Waar voorheen alleen het Rijk besliste, is het nu aan iedere wethouder zelf te bepalen19 wie de prik zet. Moet er worden ingegrepen, dan zijn voortaan de wethouders aan zet.
Zo stapte, net op het moment dat de vaccinatiegraad begon te dalen, het Rijk uit het Rijksvaccinatieprogramma en dwarrelde de verantwoordelijkheid voor vaccineren neer op meer dan driehonderd gemeenten
Gemeenten zetten de prikken niet zelf. Daarvoor geven ze maar liefst 38 verschillende organisaties de opdracht20. Dit gaat van de Gemeentelijke Gezondheidsdiensten (GGD’en) tot zorginstellingen die bijvoorbeeld vooral in ouderenzorg zijn gespecialiseerd. Zo zijn in de zes gemeenten van Flevoland vier verschillende organisaties verantwoordelijk voor de vaccinaties21. In Gelderland zetten zes organisaties22 de prikken, waardoor in Epe ouderenorganisatie Vérian vaccineert, en zo’n 16 kilometer verderop in Nunspeet thuiszorgorganisatie Icare dat doet.
‘Vroeg of laat gaat het een keer fout’, waarschuwde de Raad voor Volksgezondheid en Samenleving al drie jaar na de decentralisatie, in een rapport in 202123. De timing was ongelukkig, het ministerie en GGD’en hadden hun handen vol aan de coronapandemie. Maar de waarschuwingen waren niet mis te verstaan: Dat zoveel partijen nu betrokken zijn bij het vaccinatieprogramma leidt tot ‘schurende opvattingen’ over wie nou eigenlijk verantwoordelijk is. De verantwoordelijke gemeenten ‘ervaren geen echte zeggenschap’. Het gevolg: ze behandelen het Rijksvaccinatieprogramma ‘op de automatische piloot’.
342 gemeenten met verschillende aanpakken
Het kon ook lang op de automatische piloot, totdat de dalende vaccinatiegraad een landelijk probleem werd. Voorheen zou het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM) dan maatregelen moeten nemen, meer priklocaties moeten faciliteren, en meer geld moeten steken om het probleem het hoofd te bieden24. Maar ook dat is nu aan 342 gemeenten. Die moeten hun GGD’en en andere zorgorganisaties aansporen om extra maatregelen te nemen, maar ‘niet iedere gemeente voelt die ruimte’, signaleerde de Raad al eerder. ‘Dit leidt tot veel onduidelijkheid.’ De ene gemeente verlangt vaccinatiecijfers op schoolniveau (dit is praktisch niet mogelijk), de andere heeft geen idee dat de vaccinaties überhaupt onder gemeentelijke jeugdgezondheidszorg vallen. En dan ontbreekt het in sommige regio’s ook aan overleg tussen de verschillende organisaties die de inentingen zetten. Door die kluwen kan het volgens de Raad dat juist op de meest laagdrempelige plek, in de spreekkamer van jeugdartsen en verpleegkundigen, ‘een dalende vaccinatiegraad niet altijd tot actie leidt’.
In Eindhoven liep het fout, daar brak in februari mazelen uit, tot nu toe kregen 57 mensen de uiterst besmettelijke ziekte25. De piek lijkt inmiddels voorbij, maar roept de vraag op wat de GGD en de gemeente nu extra doen om een uitbraak te voorkomen. Eigenlijk niet zoveel, blijkt uit een interview. Informatie over vaccinaties en ‘vergeten ziekten’ wordt ‘laagdrempelig’ aangeboden. ‘Er zijn altijd mazelen, maar in dit geval zijn het er inderdaad meer dan een paar’, zegt Frédérique Alberts. Ze werkt al tien jaar als jeugdarts in Eindhoven en heeft de mazelencyclus ‘in het achterhoofd’. ‘De vragen die ik van ouders krijg zijn net zo divers als tien jaar geleden.’
‘We hebben hier al sinds de jaren ‘80 een antroposofisch spreekuur, daar verwijs ik ouders wel eens naar door,’ zegt ze. Daar geeft collega-arts Sanne Minkenberg elke maand een groepsvoorlichting over het vaccinatieprogramma. ‘Hoe zit dat in elkaar en waarom? Er is ook altijd ruimte om open met elkaar in gesprek te gaan over waarom ouders bijvoorbeeld twijfels hebben.’
Gemeenten laten de vaccinatiecrisis over zich heen komen. In Meppel hebben de minste baby’s van heel Drenthe een prik gehad tegen mazelen, de vaccinatiegraad ligt er op 90 procent26. ‘Daar schrok ik wel van’, zegt Jeannet Bos, de verantwoordelijk wethouder in Meppel die het bericht in de krant las. ‘De daling is al even aan de gang, maar nu zijn we de kritische grens voorbij’. Extra maatregelen om die vaccinatiegraad op te krikken heeft Bos ‘nog niet besproken’. Extra budget lijkt haar dan ook niet nodig.
Sinds het Rijksvaccinatieprogramma in 2019 ook bij Meppel op het bord belandde geeft Bos eigenlijk ‘alleen het geld van het Rijk door’ aan Icare, een zorgorganisatie die onder meer in een deel van Drenthe de inentingen bij baby’s doet. ‘Wij hebben als gemeente dus geen zeggenschap, maar zijn wel verantwoordelijk’, stelt Bos. Ze weet dat Icare ‘druk bezig’ is met een analyse van de dalende graad en wil daarna met ze in gesprek. ‘En misschien moet ik er een interview over geven, of we doen iets op sociale media.’
In de provincie Friesland voert GGD Fryslân het volledige Rijksvaccinatieprogramma uit, een naar eigen zeggen ‘bevoorrechte positie’ omdat het één organisatie is die een hele provincie bedient. Hoewel de cijfers niet zo schrikbarend hard teruglopen als in andere regio’s, daalt ook hier de vaccinatiegraad al jaren gestaag. ‘Extra inspanningen op het gebied van vaccinatie, nemen we niet’, zegt Nathalie Kramers, wethouder in Leeuwarden. ‘Dat hoeft namelijk ook niet, want de GGD heeft hier extra aandacht voor in hun gesprekken met aanstaande en jonge ouders, en zeker als het gaat om kwetsbare gezinnen.’ Ook lopen hier tal van programma’s, zoals Kansrijke Start, waarin vaccineren volgens haar aan de orde komt. ‘Vaccinatie is bij ons niet een apart vraagstuk, het zit in de hele ondersteuning en voorlichting van onze inwoners.’ Ze noemt het voorbeeld van jonge mannen en vrouwen uit Eritrea. ‘Die lichten we voor over opvoeding. Dan kom je vanzelf bij vaccineren.’
De staatssecretaris verlangt dat gemeenten maatregelen nemen per wijk. ‘Maar ik weet niet eens of we cijfers op wijkniveau hebben’, zegt Kramers, ‘het is al heel wat als we de cijfers per gemeente krijgen’.
En dat is precies waar de versnippering zich nu wreekt. De Zeeuwse gemeente Reimerswaal heeft nooit veel gevaccineerde burgers gehad, maar ook daar dalen de cijfers de afgelopen jaren nóg verder. SGP-wethouder Ad Meeuwsen wíl wel meer doen, maar beschikt niet over de juiste informatie. ‘Ik gaf laatst een interview aan Omroep Zeeland en die bleken over de nieuwste cijfers van 2023 te beschikken, terwijl het RIVM die pas in juni publiceert,’ zegt hij. Het afgelopen half jaar is de wethouder dieper op de problematiek ingegaan. ‘Hoe kunnen we die ontwikkeling in beeld krijgen?’ Antwoorden zijn moeilijk te krijgen. Zijn gemeente bestaat uit zes dorpskernen maar cijfers op dorpsniveau zijn niet te krijgen, zegt hij. ‘We moeten wel weten waar we het over hebben, anders ga ik straks desinformatie verspreiden.’
Een vermoeden heeft hij wel. ‘Er is een groep bijgekomen die niet vanuit godsdienstige redenen twijfelt.’ En dat is een groep die de SGP’er moeilijk kan bereiken. ‘De groep die hier altijd in beeld was, is de reformatorische gemeenschap. De gesprekken over vaccineren worden daar al sinds jaar en dag gevoerd en zij zijn zich bewust van de risico’s.’ Maar wat werkt bij die nieuwe groep weigeraars? De wethouder weet niet goed waar te beginnen.
Momenteel is hij niet van plan extra actie te ondernemen. ‘Dit soort dingen is niet op een knop drukken en morgen is het anders. Om die groeiende groep twijfelaars te bereiken hebben we meer nodig.’
In Amsterdam doen ze het wel zelf. ‘Sinds 2019 zorgen we voor meer priklocaties, meer inloopspreekuren en werken samen met ‘sleutelfiguren’ die de doelgroepen kennen waarover veel zorgen zijn’, zegt wethouder Alexander Scholtes. Dat is precies wat de staatssecretaris wil, in de Kamer en in zijn ‘actieplan’ prees Van Ooijen Amsterdam. ‘Aardig van hem’, zegt de wethouder, ‘maar ik verwacht een bondgenoot in de staatssecretaris. Dat zie ik in woord wel, maar in daad niet. Elke nieuwe priklocatie kost gewoon extra geld’, zegt hij.
Ondanks oproepen geen extra geld
Staatssecretaris Van Ooijen weigert juist extra geld uit te trekken en roept gemeenten op tot ‘creatieve oplossingen27’. ‘Als er echt grote zorgen zijn over de vaccinatiegraad is er meer nodig dan alleen woorden’, zegt Scholtes. ‘Van Ooijen trekt aan de alarmbel, zegt dat onze wijkgerichte aanpak precies nodig is, maar trekt er geen geld voor uit. Hoe serieus neem je het probleem dan?’
De oproep van Scholtes krijgt steun van de branchevereniging van alle GGD’en. ‘Samen met het RIVM, de rijksoverheid, gemeenten en andere betrokkenen moeten we onze schouders eronder zetten en meer doen. Het is bijvoorbeeld aan de gemeenten om te investeren in vaccinatiecampagnes’, zegt GGD GHOR Nederland in een reactie waarin ze het ministerie oproept om met geld over de brug te komen. ‘Maar extra tijd, aandacht en inspanningen kosten nu eenmaal meer geld en dat vraagt dus om extra investeringen door het ministerie.’
Ook Robert Vonk, onderzoeker bij de Raad voor Volksgezondheid, herkent het probleem van gemeenten. ‘Als je zegt dat gemeenten aan de slag moeten, dan zou je daar ook financiële ruimte voor moeten maken.’ En dat is niet het enige. ‘Gemeenten moeten nu het initiatief nemen, maar dat betekent dat iedereen het ook maar zelf moet uitzoeken. Een wethouder is niet altijd in staat dat goed aan te sturen omdat vaak verschillende organisaties zijn betrokken. Door deze versnippering krijg je een situatie waarin eigenlijk iedereen een beetje naar elkaar kijkt en niemand echt goed weet wat hij moet doen.’
‘De decentralisering was niet gericht op een Rijksvaccinatieprogramma, die ging over ouderenzorg en andere zaken’, zegt Jet Bussemaker, voorzitter van de Raad voor Volksgezondheid & Samenleving. ‘Het Rijksvaccinatieprogramma is min of meer in de slipstream meegegaan: ze zijn in een ander systeem gevlochten zonder dat daar duidelijke kaders en bedoelingen bij opgesteld werden. En dat maakt het echt kwetsbaar.’
Het ministerie van VWS ziet daarentegen geen reden het systeem te veranderen. In een reactie zegt het ministerie dat het systeem ‘relatief goed functioneert’ en dat het ‘onwenselijk is om een goed functionerend programma fundamenteel te veranderen’.
Het Rijksprogramma was jarenlang zo succesvol dat het zorgde voor een preventieparadox, een onder ouders inmiddels bekend fenomeen, dat net zo hard toeslaat onder beleidsmakers die het succesvolle programma voor lief hebben genomen. Hierdoor belandde het in een perfect storm: precies op het moment dat de vaccinatiegraad gevaarlijk daalde en actie nodig was, werd het programma bijna achteloos richting ruim driehonderd gemeenten geschoven.
Het blijft nu vooral op de schouders van individuele artsen liggen, zoals jeugdarts Esther Batelaan van GGD Zaanstreek en Waterland. Ze heeft haar benadering van ouders veranderd. ‘Ik heb meer aandacht voor de autonomie van de ouder. Ik zeg ook vaak ‘het is vrijwillig, het is niet verplicht’. Dat geeft al lucht. Het gaat over gelijkwaardigheid, met ruimte voor de individu. Dat is ook goed en daar komen mooie dingen uit.’
Batelaan vindt de gesprekken met twijfelende ouders desondanks moeilijk. ‘Het is lastig hoor. De ene dag krijg je een bericht dat een jong niet-gevaccineerd kindje is overleden aan meningitis. En dan de dag erna heb je iemand aan de telefoon die zegt ‘ik wil het vaccin niet’. Ik heb het letterlijk zo meegemaakt. Ik voer vervolgens dat gesprek met de moeder professioneel. Maar naderhand denk ik wel ‘wat verschrikkelijk dit’. Er is al zoveel waar je je kinderen niet tegen kan beschermen.’
-
Tot 17 april 2024 maakt het RIVM melding van 5 sterfgevallen door kinkhoest, waarvan 4 baby’s. ↩
-
Het Rijksvaccinatieprogramma is gestart ↩
-
Dit zei ze tijdens een debat in de Tweede Kamer op 4 april. ↩
-
Dat zei ze tijdens een debat in de Tweede Kamer op 4 april. ↩
-
Van Ooijen presenteerde zijn actieplan op 3 april ↩
-
Dit zei hij tijdens een debat in de Tweede Kamer op 4 april. ↩
-
Zie de uitleg van het RIVM over het Rijksvaccinatieprogramma ↩
-
Dat zei staatssecretaris Van Ooijen in het Kamerdebat. 'We hebben geprobeerd om het te berekenen: het Rijksvaccinatieprogramma heeft sinds de invoering in 1957 zo'n 9.000 tot 10.000 levens gered.' ↩
-
Interview met Jet Bussemaker, voorzitter van de Raad voor Volksgezondheid & Samenleving, 16 april 2024. ↩
-
Ter uitvoering van de taak, bedoeld in artikel 6, eerste lid, van de wet zorgt het college van burgemeester en wethouders in ieder geval voor het op grond van de gegevens, bedoeld onder b, inventariseren van relevante trends en risico’s onder de bevolking of specifieke groepen, alsmede het anticiperen daarop. Uit: Algemene Maatregel van Bestuur, Besluit Publieke Gezondheid. Hoofdstuk IV Infectieziektenbestrijding. Artikel 11, lid 1c ↩
-
Op 19 november 2018 schrijft staatssecretaris Paul Blokhuis in een brief aan de Tweede Kamer: ‘Hoewel de gemiddelde percentages voor de meeste vaccinaties nog boven de 90 procent liggen, vind ik de waargenomen daling een zorgelijke ontwikkeling.’ ↩
-
Op 25 maart 2021 publiceert de Raad voor Volksgezondheid & Samenleving het rapport ‘Het vaccinatiesstelsel nader verkend’: ‘Hoewel de term ‘vaccinatiestelsel’ suggereert dat er sprake is van een doelmatig geordend samenhangend geheel, is er eerder sprake van een lappendeken dan van een stelsel.’ ↩
-
Wet Publieke Gezondheid, artikel 6b, lid 3: ‘Het college van burgemeester en wethouders draagt mede zorg voor het deel van het vaccinatieprogramma dat daartoe bij algemene maatregel van bestuur is aangewezen’. Algemene Maatregel van Bestuur, Besluit Publieke Gezondheid, hoofdstuk IV Infectieziektenbestrijding, artikel 11, lid 3c: ‘Ter uitvoering van het vaccinatieprogramma zorgt het college van burgemeester en wethouders ervoor dat: op het tijdstip en de locatie, bedoeld in onderdeel a, de vaccinaties worden gegeven.’ ↩
-
Zie het jaarverslag van het Rijksvaccinatieprogramma 2022, pagina 27 voor een overzicht van alle jeugdgezondheidszorgorganisaties die het Rijksvaccinatieprogramma uitvoeren. ↩
-
Dat zijn de JGZ Almere, Icare, Zorggroep Oude en Nieuwe Land en de GGD Flevoland. ↩
-
Dat zijn Yunio, Centrum Jeugd en Gezin Apeldoorn, GGD Gelderland Midden, Vérian, Icare en Santé Partners. ↩
-
Op 25 maart 2021 publiceert de Raad voor Volksgezondheid & Samenleving het rapport ‘Het vaccinatiesstelsel nader verkend’. Daarin schrijft het: ‘Bij hen staat het RVP niet hoog op de bestuurlijke agenda. Daar gaat veel op de automatische piloot en dat gaat vroeg of laat een keer fout.’ (pagina 26) ↩
-
Zie dit rapport: ‘Ook de rol van het CIb in de coördinatie van de uitvoering van het Rijksvaccinatieprogramma kan hier niet onbenoemd blijven [..] ook voor de toekomst zie ik het CIb als dé uitvoeringsorganisatie van de minister van VWS om infectieziekten te voorkomen en te bestrijden.’ en: ‘Ook de rol van het CIb in de coördinatie van de uitvoering van het Rijksvaccinatieprogramma kan hier niet onbenoemd blijven, evenals het werk van het CIb/LCI5 dat zorgdraagt voor bijvoorbeeld de richtlijnen voor professionals in het veld. Kortom, vergeleken met de situatie in 2004 is het Nederlandse systeem van infectieziektebeheersing sterk verbeterd. De oprichting van het CIb kan dan ook succesvol worden genoemd. Ik zal het CIb dan ook zeker in stand houden om deze huidige positieve situatie voort te kunnen zetten: ook voor de toekomst zie ik het CIb als dé uitvoeringsorganisatie van de minister van VWS om infectieziekten te voorkomen en te bestrijden.’ ↩
-
zie ook het krantenbericht ↩
-
Van Ooijen zei tijdens het debat in de Tweede Kamer op 4 april: ‘Ik vraag gemeenten daarom om creatief te zijn en om binnen de huidige financiële kaders en met de jgz-aanbieders en -uitvoerders te kijken welke mogelijkheden er zijn om in te zetten op het verhogen van de vaccinatiegraad.’ ↩
- Lees meer over
- Vaccinatie
Wilt u onafhankelijke onderzoeksjournalistiek ondersteunen? Word Vriend van Investico