Lager op de ladder, zwaarder gestraft

Klassenjustitie in Nederland

Nieuws

Laagopgeleide verdachte met migratieachtergrond bijna drie keer vaker celstraf

Voor hetzelfde misdrijf kom je er als laagopgeleide verdachte met een migratieachtergrond in het strafrecht slechter vanaf dan hoogopgeleiden zonder migratieachtergrond: het OM gaat vaker over tot vervolging, de rechter verklaart je vaker schuldig en stuurt je vaker naar de gevangenis. Klassenjustitie werd op deze manier niet eerder onderzocht.

Investico analyseerde samen met NOS op 3 en mede voor De Groene Amsterdammer op basis van nieuwe data van het CBS hoe groot de verschillen in straftoemeting zijn tussen verdachten met een hoge en een lage sociale status. Daaruit blijkt: ben je een laagopgeleide verdachte en heb je daarnaast ook een migratieachtergrond dan is de kans dat je in de gevangenis belandt één op vier. Word je verdacht van een misdrijf en ben je hoogopgeleid en heb je geen migratieachtergrond, dan is de kans dat je in de cel belandt één op twaalf.

Dit verschil zie je wanneer je kijkt naar alle delicten samen. Hetzelfde patroon is zichtbaar bij vijftien afzonderlijke delicten die wij onderzochten. Als vmbo-geschoolde verdachte met een migratieachtergrond heb je bij een verdenking van mishandeling drie en een halve keer zoveel kans op gevangenisstraf dan wanneer je een hbo- of universitaire opleiding hebt gedaan en geen migratieachtergrond hebt.

Voor rijden onder invloed is die kans ruim drie keer zo groot. En als je verdacht wordt van ‘eenvoudige diefstal’, zoals winkeldiefstal of zakkenrollerij, is die kans ruim twee en halve keer zo groot. Zelfs bij een verdenking van moord en doodslag is de kans bijna anderhalf keer zo groot om in de gevangenis te belanden.

De cijfers geven een inzicht in de uitkomst van beslissingen van OM en rechters, maar ze laten niet zien wat de redenen zijn wáárom mensen met een lage status harder gestraft worden. De oorzaak van de grote verschillen is niet af te leiden uit de cijfers. Zo is het niet bekend of sommige verdachten al eerder zijn veroordeeld voor hetzelfde misdrijf, een van de strafverzwarende factoren waar rechters naar kijken.

Blijf op de hoogte van onze onderzoeken. Meld je aan voor de nieuwsbrief

Advocaten herkennen de verschillen in bejegening in de rechtszaal direct. Investico deed een uitvraag onder 2.500 Nederlandse strafrechtadvocaten en kreeg 247 reacties. Ruim zeventig procent van de advocaten die reageerden geeft aan weleens het vermoeden te hebben gehad dat een cliënt in de rechtszaal werd benadeeld als gevolg van zijn lage opleidingsniveau, migratieachtergrond of lage sociaal-economische positie.

‘Het zit in uiterlijk, taal, verstaanbaarheid, culturele factoren’, legt advocaat Max den Blanken uit. ‘Het gaat niet bewust, maar een rechter kan zich makkelijker inleven in een blanke hoogopgeleide man’, schrijft een van de advocaten in reactie op de vragenlijst.

Investico en NOS op 3 onderzochten 1.2 miljoen beslissingen die het OM nam, ruim vijfhonderdduizend uitspraken van de rechter en meer dan tweehonderdduizend opgelegde gevangenisstraffen, tussen 2013 en 2022.

Uit interviews met officieren van justitie en rechters blijkt hoe het kan dat verdachten uit een ‘goed milieu’ er in het strafrecht beter vanaf komen. Zo heerst bij een deel van de rechters de expliciete overtuiging dat wanneer je ‘hoger’ op de maatschappelijke ladder staat, je meer te verliezen hebt en daardoor een lagere straf verdient. En dat gevangenisstraf voor mensen onderaan de ladder minder ingrijpend is en zij dus een hogere straf kunnen krijgen. ‘Iemand die niks heeft, neem je dus ook niet zoveel af’, zegt een rechter.

De Raad voor de Rechtspraak laat in schriftelijke reactie op de cijfers en het onderzoek weten dat de conclusies ‘in grote lijnen aansluiten bij het beeld dat we kennen uit eerdere onderzoeken naar dit onderwerp’. Maar dat ‘discriminatie of klassenjustitie haaks staat op de kernwaarden van de Rechtspraak.’ Het Openbaar Ministerie schrijft geen verklaring te hebben voor de verschillen in cijfers maar laat wel weten dat ‘straffen geen rekenen en statistiek is, maar wegen en praktische wijsheid’.

Cultureel antropoloog Sinan Çankaya, die als universitair docent aan de Vrije Universiteit van Amsterdam werkt, herkent dat het strafrecht de bovenklasse ontziet. Hij deed jarenlang onderzoek naar etnisch profileren en discriminatie binnen de politie en gaf tot voor kort een training aan rechters over vooroordelen binnen de rechtspraak. Hij ziet binnen het strafrecht ‘een soort onbedoelde, bijna systemische structurele ongelijkheid die ertoe leidt dat mensen die laagopgeleid zijn, die geen baan hebben, maar ook die het Nederlands niet goed spreken of ongedocumenteerd zijn, juist harder worden gestraft om redenen waar ze niet onmiddellijk iets aan kunnen doen.’

Op vrijdag 25 oktober praten we in Pakhuis de Zwijger in Amsterdam verder over dit onderzoek, in het kader van het tienjarig bestaan van Investico. Meepraten? Lees hier meer en meld je aan!

Speurwerk

Lager op de ladder, sneller in de cel

Komen verdachten uit een ‘goed milieu’ er beter vanaf als ze een misdrijf begaan? In deze Speurwerk vertellen Romy van der Burgh, Anouk Duijst en Anouk Kootstra over klassenjustitie in Nederland.

Luister de aflevering

Verantwoording

Investico is radicaal transparant. In verantwoordingsdocumenten maken wij onze onderzoeksmethodes en resultaten openbaar zodat publiek en andere onderzoekers ons werk kunnen controleren en erop kunnen voortbouwen. In de longread van het onderzoek hieronder verwijzen noten naar het bronmateriaal. Wilt u meer weten over onze missie en methode? Lees meer

Onderzoek met bronnen

'Ik zie geen klasse'

Het Nederlandse strafrecht bevoordeelt de bovenklasse: mensen zonder goede maatschappelijke positie belanden veel vaker in de cel. Hoe gaat de rechterlijke macht om met vooroordelen?

Advocaat Milan van Hulst rijdt op zondagochtend 21 mei 2017 richting het cellencomplex in Houten. Hij heeft piketdienst en is die dag dus bereikbaar voor mensen die worden opgepakt en geen eigen, vaste advocaat hebben. Bij het opstaan die ochtend krijgt hij twee meldingen, allebei over uitgaansgeweld in Amersfoort. Van Hulst bezoekt zijn cliënten op een uitgestorven bedrijventerrein, het enige cellencomplex in de omgeving Utrecht. ‘Daar trof ik twee verdachten uit twee verschillende groepen aan, allebei met een kater', vertelt hij. ‘Ze reageerden vergelijkbaar: stomme actie, spijt van, veel te veel gedronken.’

Een groep jongens had na het uitgaan bij Amersfoort Centraal een aantal taxichauffeurs bij de standplaats mishandeld1. ‘Eén van de taxichauffeurs had een flinke hersenschudding en moest die nacht ter observatie in het ziekenhuis blijven’, vertelt Van Hulst. Verderop in het cellencomplex zat een groep jongens van vrijwel dezelfde leeftijd die op straat ruzie hadden gekregen met enkele beveiligers2. Ook hier waren flinke klappen gevallen: één van de beveiligers belandt op de eerste hulp met verwondingen aan zijn gezicht en enkel. ‘Eigenlijk was het enige verschil dat de taxichauffeurs werden mishandeld door een groep jongens uit het Gooi en de beveiligers door een groep Somalische Nederlanders’, vertelt Van Hulst3.

Word nu Vriend van Investico en versterk de onderzoeksjournalistiek in Nederland

Steun ons

En dan gebeurt er iets opvallends. ‘Maandagochtend kregen de jongens uit het Gooi te horen dat ze naar huis mochten', zegt Van Hulst. Het Openbaar Ministerie (OM) besluit om er geen zaak van te maken. Geen strafblad, geen aantekening. ‘Je zou kunnen zeggen: ze hebben geluk gehad’, zegt Van Hulst. Voor de Somalische Nederlanders loopt het anders af. Het OM besluit hier om de zaak wél voor de rechter te brengen. Tot de rechtszaak blijven de jongens in voorarrest. Jullie waren dronken, dan had je maar niet moeten drinken, je daden hebben nu eenmaal consequenties voor je toekomst, was volgens Van Hulst de redenering van de officier van justitie. Uiteindelijk legt de rechter ze tien maanden celstraf op4.

‘Die twee zaken zijn me altijd bijgebleven’, zegt advocaat Van Hulst. Dronken jongens zonder strafblad die aan het einde van een uitgaansavond nuchtere dienstverleners mishandelen, maar die wel heel anders behandeld zijn.

‘Fok klassenjustitie’,’Justice for Sanda Dia’, ‘Fuck Reuzegom’*5. In de Belgische steden Leuven, Brussel en Antwerpen gaan honderden mensen uit onvrede de straat op; zelfs in Nederland wordt er geprotesteerd naar aanleiding van de zaak van Sanda Dia. De jongen van kleur en zoon van een fabrieksarbeider kwam eind 2018 tijdens de ontgroening van studentenvereniging Reuzegom om het leven als gevolg van fysieke mishandeling en onderkoeling. De achttien leden van de vereniging die verantwoordelijk waren voor de dood van Dia komen er zonder strafblad vanaf, met alleen een boete en taakstraf67. De Reuzegom-zaak wordt bestempeld als een schoolvoorbeeld van klassenjustitie: het idee dat het strafrecht de hogere klasse bevoordeelt en de lagere klasse benadeelt.

De zaak van Sanda Dia deed ook in Nederland het debat over klassenjustitie oplaaien. Want ook hier komen verdenkingen van klassenjustitie voorbij. Bijvoorbeeld toen tijdens een ontgroening van Groningse studentenvereniging Vindicat in 2016 een jongen blijvend hersenletsel opliep, en de rechtbank de dader enkel een geldboete oplegde8.

Investico deed voor De Groene Amsterdammer en samen met NOS op 3 onderzoek naar de vraag: komt klassenjustitie voor in Nederland?

Om te onderzoeken of het strafrecht sommige mensen harder straft, en andere milder, vroegen we nieuwe cijfers op bij het CBS. Daaruit blijkt dat voor hetzelfde misdrijf je er als laagopgeleide verdachte met een migratieachtergrond steeds slechter vanaf komt: het OM gaat vaker over tot vervolging, de rechter verklaart je vaker schuldig en je wordt vaker naar de gevangenis gestuurd. Al die oordelen tellen op. Van de laagopgeleide verdachten met een migratieachtergrond belandt één op de vier in de cel; van de hoogopgeleide verdachten zonder migratieachtergrond één op de twaalf.

Dit geldt voor alle misdrijven samen, maar zien we ook voor alle vijftien afzonderlijke delicten waar we naar keken. Voor mishandeling bijvoorbeeld, zoals bij de vechtpartij van de Somalische jongens, is de kans op gevangenisstraf zelfs drie en een halve keer zo groot. Dat betekent: heb je vmbo gedaan en ben jij of zijn je ouders in het buitenland geboren, dan beland je bij een verdenking van mishandeling drie en een halve keer zo vaak in de gevangenis dan wanneer je een hbo of universitaire studie gedaan hebt en geen migratieachtergrond hebt.

Uit een enquête onder advocaten en interviews met officieren van justitie en rechters blijkt hoe het kan dat verdachten uit een goed milieu er in het strafrecht beter vanaf komen. Soms gaat dat onbewust of onbedoeld, soms zit het zo ingesleten in het systeem dat de beroepsgroep het zelf al bijna niet meer ziet. Zo heerst bij een deel van de rechters de expliciete overtuiging dat wanneer je ‘hoger’ op de maatschappelijke ladder staat, je meer te verliezen hebt en daardoor een lagere straf verdient. En dat gevangenisstraf voor mensen onderaan de ladder minder ingrijpend is en zij dus een hogere straf kunnen krijgen. ‘Iemand die niks heeft, neem je dus ook niet zoveel af’, zegt een rechter.

Maatwerk
Een Oost-Europese man reed ‘s nachts dronken naar Hoofddorp; een jonge schilder had met te veel drank op zijn werkbusje verplaatst; een vader reed na een nacht drinken ‘s ochtends zijn zoon naar school. Het is een normale zittingsdag in de rechtbank van Amsterdam. Bij de politierechter komen relatief lichte vergrijpen voor, zoals tasjesroof, heling, diefstal, belediging of bedreiging. Vandaag gaan tot de lunch alle zaken over rijden onder invloed.

Alle zaken die dag volgen in zo’n twintig minuten hetzelfde stramien: de officier benoemt het promillage alcohol in het bloed en de rechter stelt de verdachte, vaak geflankeerd door een advocaat, enkele vragen over de omstandigheden van de zaak. De officier van justitie eist een straf, de verdachte mag daar weer op reageren en de rechter doet direct uitspraak.

Dan komt een man binnen, met een gestreken witte bloes, zonder advocaat. Hij kan zelf zijn verdediging wel voeren, zegt hij. Slingerend was hij over de stoep de voortuin van zijn buurvrouw ingereden. Bij de blaastest vonden ze 1.065 microgram alcohol in zijn adem, gelijk aan ongeveer twee flessen wijn. Hij legt soepel uit hoe het zover heeft kunnen komen - hij had een zwaar jaar, lag in scheiding, kreeg een burn-out. Hij is meteen een traject gestart bij Jellinek, zegt hij schuldbewust.

De sfeer in de rechtszaal verandert, wordt zachter. Voor het eerst die ochtend ontstaat er een gelijkwaardig gesprek. ‘Dit kan natuurlijk niet, maar we drinken allemaal weleens wat’, zegt de rechter.

‘Het is altijd maatwerk, het gaat om de persoon die tegenover je zit,’ zegt Achilles Damen. Damen is officier van justitie bij het Openbaar Ministerie, de organisatie die bepaalt of een verdachte wordt vervolgd en dus of iemand voor de rechter moet komen. ‘We zijn een key player in het systeem’. Een officier let niet alleen op het beschikbare bewijs maar ook op de persoon die hij voor zich heeft. ‘We kijken naar iemands houding’, legt Damen uit. ‘Soms zie je iemand en denk je: kennelijk heb jij een stevige reactie nodig om jouw gedrag te veranderen. Soms denk je, die heeft spijt van wat hij heeft gedaan, en dan moet je je afvragen of de straf die je in gedachten had passend is.’

In de rechtszaal spelen de ‘persoonlijke omstandigheden’ van de verdachte opnieuw een belangrijke rol, vertelt persrechter Jacco Janssen. Rechters willen weten: is het de eerste keer? Zegt iemand spijt te hebben? Neemt hij verantwoordelijkheid?

Rechtspreken is maatwerk, zeggen rechters in gesprekken. Is het idee niet - vrouwe Justitia is niet voor niets geblindoekt - dat voor de wet iedereen gelijk is, dat het rechters niet uitmaakt wie ze voor zich hebben? Juist niet, legt een rechter uit. ‘Geen zaak is hetzelfde.’ Een ander is 'verbaasd dat rechtsongelijkheid een item’ is: het ‘recht is immers nooit hetzelfde voor iedereen, maar afhankelijk van iemands persoonlijke situatie.’

Voor houvast kijken rechters naar richtlijnen, de zogenaamde ‘oriëntatiepunten’. Per delict staat beschreven aan wat voor straf een rechter kan denken. Voor mishandeling geldt bijvoorbeeld: voor een droge klap of schop zonder letsel staat een boete van vijfhonderd euro, voor het toebrengen van zeer zwaar lichamelijk letsel zónder wapen acht maanden gevangenisstraf, en mét wapen een jaar9. Als het geweld gericht is tegen politiemedewerkers, een boa of een ambulancemedewerker, kan de rechter de straf verder verhogen.

Het is niet dat wij die straf uit de richtlijnen moeten opleggen, legt Janssen uit, ‘maar het is een oriëntatie voor een begin van denken.’ En dat is ‘uniek in de wereld’, vertelt hij. ‘Wij kennen alleen richtlijnen en daar zijn wij niet aan gebonden’. Hoe hoog de straf dan wordt? Dat is aan de rechter. ‘De bandbreedte is 3 euro tot levenslang.’

Iedere verdachte is uniek en moet ook zo behandeld worden. Maar ligt rechtsongelijkheid dan niet op de loer? Om daar achter te komen interviewden onderzoekers van het WODC in 2021 tientallen mensen werkzaam in het strafrecht en concludeerden ze dat het ‘aannemelijk is’ dat klassenjustitie in Nederland overal ‘voor kan komen’10. Maar, benadrukten de onderzoekers, ‘we tekenen hierbij aan dat klassenjustitie aantonen erg moeilijk is’. Dat blijkt, want vrijwel niemand heeft het de laatste decennia nog geprobeerd. Maar als klassenjustitie daadwerkelijk voorkomt in het strafrecht dan moet dat in ieder geval terug te zien zijn in statistieken: dan zouden de cijfers van veroordelingen en de achtergrond van verdachten een duidelijk patroon moeten laten zien.

We vroegen voor de afgelopen tien jaar11 gedetailleerde cijfers op bij het Centraal Bureau voor Statistiek (CBS) om een nieuwe analyse te maken. We keken naar 1.2 miljoen beslissingen van het OM, ruim vijfhonderdduizend uitspraken van de rechter, en meer dan tweehonderdduizend opgelegde gevangenisstraffen12.

Om ongelijke behandeling in het strafrecht in kaart te brengen, vroegen we twee kenmerken van verdachten op: opleidingsniveau en migratieachtergrond. We zetten de uitersten hiervan tegen elkaar af: hoe vergaat het hoogopgeleide verdachten zonder migratieachtergrond in vergelijking tot laagopgeleide verdachten met migratieachtergrond? Niet eerder werd deze combinatie zo onderzocht.

De verschillen tussen de groepen blijken groot. Ben je laagopgeleid met een migratieachtergrond, dan gaat het OM ruim anderhalf keer zo vaak over tot vervolging. Als je moet voorkomen bij de rechter, word je vaker schuldig verklaard. En bij een veroordeling beland je vervolgens bijna twee keer zo vaak in de gevangenis.

Al deze beslissingen tellen op. Aan het einde van de rit heb je als laagopgeleide verdachte met een migratieachtergrond bijna drie keer zoveel kans om gevangenisstraf te krijgen als iemand zonder migratieachtergrond die een hbo of wo-studie heeft gedaan.

Dit geldt voor alle misdrijven samen, maar we zien hetzelfde patroon voor de vijftien delicten afzonderlijk waar we naar keken. Voor eenvoudige diefstal is de kans dat je gevangenisstraf krijgt ruim twee en een halve keer zo groot, voor rijden onder invloed drie keer zo groot, en voor mishandeling drie en een halve keer zo groot. Zelfs bij moord en doodslag is er bijna anderhalf keer zoveel kans om in de gevangenis te belanden.

Vooral opleiding blijkt hierin belangrijk: hoe lager je opleiding, hoe groter de kans op gevangenisstraf. Als je een mbo-opleiding hebt gevolgd, heb je voor hetzelfde delict bijna twee keer zoveel kans om naar de gevangenis gestuurd te worden dan wanneer je naar de hogeschool of universiteit bent geweest.

Hoewel deze cijfers een nieuw licht op de zaak werpen, bevatten ze een groot manco: we weten niets over de oorzaken van de verschillen. Wat er achter deze data zit is een black box. Hebben laagopgeleide mensen met een migratieachtergrond al een langer strafblad, als ze gepakt worden? Plegen ze binnen hetzelfde delict misschien ernstigere misdaden? Dat kunnen we op basis van deze cijfers niet zeggen.

Hoogleraar sociologie Arjen Leerkes bevestigt deze kanttekeningen, maar zegt dat de verschillen desondanks wel heel groot zijn. ‘Het past in wat we al weten over dit onderwerp. Het is een indicatie voor ongelijkheid.’ Hoogleraar Kees van den Bos, die in 2021 het onderzoek voor het WODC uitvoerde, zegt over onze cijfers: ‘Ik zie veel verschillen en ik zie ze dezelfde kant op gaan: namelijk dat hoger opgeleiden er milder vanaf lijken te komen dan lager opgeleiden. Daarmee is klassenjustitie nog niet aangetoond, maar het is een heel belangrijke constatering.’

Cultureel antropoloog Sinan Çankaya, die als universitair docent aan de Vrije Universiteit van Amsterdam werkt, herkent dat het strafrecht de bovenklasse ontziet. Hij deed jarenlang onderzoek naar etnisch profileren en discriminatie binnen de politie en ziet binnen het strafrecht ‘een soort onbedoelde, bijna systemische structurele ongelijkheid die ertoe leidt dat mensen die laagopgeleid zijn, die geen baan hebben, maar ook die het Nederlands niet goed spreken of ongedocumenteerd zijn, juist harder worden gestraft om redenen waar ze niet onmiddellijk iets aan kunnen doen.’ Maar dat is natuurlijk heel vreemd, zegt hij. ‘De instituties die bedoeld zijn om ons eerlijk te behandelen, beschermen nu bevoorrechte groepen in de samenleving. Groepen die meer te verliezen hebben worden een beetje de hand boven het hoofd gehouden.'

Jas uit, petje af
Advocaten herkennen dit direct. ‘Het zit in uiterlijk, taal, verstaanbaarheid, culturele factoren’, legt advocaat Max den Blanken uit. ‘Het gaat niet bewust, maar een rechter kan zich makkelijker inleven in een blanke hoogopgeleide man’, schrijft een van de advocaten in reactie op een uitvraag die Investico deed onder 2.500 Nederlandse strafrechtadvocaten. We kregen 247 reacties.

Ruim zeventig procent van de ondervraagde raadslieden geeft aan weleens het vermoeden te hebben gehad dat een cliënt in de rechtszaal werd benadeeld als gevolg van zijn lage opleidingsniveau, migratieachtergrond of lage sociaal-economische positie.

Om de afstand tot de rechter te verkleinen, bereiden advocaten hun cliënten grondig voor op de zitting: ‘Kleed je alsof je naar een sollicitatiegesprek gaat’, zegt een advocaat. ‘jas uit, petje af’, adviseert een ander. ‘Ik geef altijd het advies aan cliënten om hun beste kleren aan te doen, maar wel op te passen dat het niet patserig wordt’, schrijft weer een ander. ‘Ik zeg ze dat ze de rechter moeten laten uitpraten, dat ze moeten wachten tot ze het woord krijgen.’

Een advocaat die we spreken informeert vooraf bij welke rechter de zaak voorkomt. ‘Er is één rechter bij wie ik mijn cliënten soms adviseer om helemaal niet mee te komen. Dan kan zijn uiterlijk of afkomst in elk geval geen rol van betekenis spelen.’
Hoewel de meeste strafrechtadvocaten die de vragenlijst invulden de verschillen duidelijk zien, zegt bijna twee derde van hen hun vermoedens niet te benoemen in de rechtszaal. Als ze dat wel doen, loopt het meestal niet goed af. ‘Vorige week nog, bij een diefstal van een portemonnee. De richtlijnen schrijven een boete of taakstraf voor, maar de officier van justitie eist drie weken gevangenisstraf. Ik benoemde dat dit bij een roomblanke Hollandse knul nooit geëist zou worden. Het Openbaar Ministerie was boos en eiste dat ik mijn woorden terug zou nemen.’

‘Rechters en officieren confronteren met discriminatie ligt gevoelig’, verklaart een advocaat. ‘Het is een taboe (de magistratuur wordt immers geacht onpartijdig en neutraal te zijn) en je wilt de rechter niet tegen de haren instrijken.’ Een ander kaartte vermoedens van discriminatie in zijn pleidooi aan. ‘Toen ik dit benoemde, reageerde de officier van justitie ‘als door een wesp gestoken’. Weer een ander: ‘Rollende ogen, zuchten en steunen.’ Nog een ander: ‘Kan niet. Not done… het zal de uitspraak niet ten goede komen én het maakt toekomstige rechtszaken onmogelijk.’

Om te onderzoeken hoe rechters en officieren van justitie zelf kijken naar rechtsongelijkheid vroegen we de Raad voor de Rechtspraak om medewerking, en het Openbaar Ministerie en de Nederlandse Vereniging voor Rechtspraak om hulp bij het uitzetten van een vragenlijst onder de beroepsgroepen. Deze organisaties weigerden allemaal. Daarom mailden we alle rechters en officieren zelf een vragenlijstje over hun ervaringen met rechtsongelijkheid. ‘Uw werkwijze en soort vragen stoot mij tegen de borst’, reageerde een van de officieren op ons verzoek. ‘Ik word een beetje moe van deze vragen.’ Weer een ander eiste dat wij de e-mailadressen zouden verwijderen. ‘Indien er geen gevolg aan wordt gegeven, zal ik handhavingsmaatregelen entameren', dreigde de officier.

De Raad voor de Rechtspraak adviseerde rechters tot tweemaal toe om niet mee te werken aan ons onderzoek. Ondanks dit advies reageerden 29 rechters en 10 officieren wél op ons verzoek. Zij deelden hun ervaringen en een deel van hen ging op voorwaarde van anonimiteit ook met ons in gesprek.

Persrechter Jacco Janssen is de enige rechter die we spreken en bij naam mogen noemen. Klassenjustitie bestaat niet, legt hij uit: ‘Stel, iemand komt uit de “bovenklasse”, hij heeft een heel goede baan en een gezin, twee kinderen die naar school gaan, waar hij de kost voor verdient. Hij is ook nog trainer op de voetbalclub, dus hij zit driedubbeldik in het sociale netwerk. Dan zouden die omstandigheden heel goed kunnen leiden tot een andere of net lagere straf dan iemand die hetzelfde delict heeft gepleegd, maar bijvoorbeeld geen kostwinner is. Dan zou je kunnen denken dat die man in die ‘hogere’ sociale klasse er beter vanaf komt. En de facto is dat natuurlijk ook zo.’ Maar dat komt dan, legt Janssen uit, ‘omdat wij in die straf andere doelen moeten nastreven en andere wegingen moeten maken om die man wel zijn baan te laten behouden en om de zorg voor zijn kinderen te laten bestaan.’

De ‘maatschappelijke val’
Rechters houden in hun oordeel nadrukkelijk rekening met de zogeheten drie W’s. Vroeger: werk, woning, wijf (nu: wederhelft). ‘Als iemand een woning, werk en een relatie heeft, dan gaat het hartstikke goed. Valt één ‘W’ weg, dan gaat het oké, maar vallen twee pilaren weg, dan valt het om’, zegt rechter Jacco Janssen. Iemand die geen werk of relatie heeft, kan die ook niet verliezen, is dan de gedachte.

Bij het bepalen van de strafeis houdt het Openbaar Ministerie ook rekening met de houding van de verdachte. ‘Feit blijft dat iemand die zich goed presenteert, respectvol communiceert, inzicht toont in zijn of haar fouten en berouw toont, kan rekenen op meer begrip en welwillendheid. Hoger opgeleiden verstaan deze kunst vaak beter dan lager opgeleiden', zegt een officier van justitie.

Die verklaring van de ‘maatschappelijke val’, komen we keer op keer tegen. ‘Je wordt (als iemand met een lagere sociale status, red.) harder gestraft, want er is minder om rekening mee te houden’, zegt een rechter die anoniem wil blijven. ‘Dan heb je meer kans om een onvoorwaardelijke straf te krijgen. Mensen die thuis op hun gat zitten, geen inkomen hebben, maar het wel breed laten hangen - die heeft misschien een schop onder z’n gat nodig.’ Een ander formuleert het bondig: ‘iemand die niks heeft, neem je dus ook niet zoveel af.’

‘Worden mensen die niet voldoen aan ons kaaskoppen-model anders behandeld?’ vraagt een rechter zich af. ‘Ja, het antwoord is ja,’ zegt hij. ‘Maar niet omdat ze zwart zijn. Niet omdat ze islamitisch zijn. Maar omdat ze minder maatschappelijk ingebed zijn. De migrant die bij herhaling de fout in gaat omdat die toch moeite heeft met maatschappelijk overleven, levert minder in bij een straf.’

Zeker niet alle rechters zien dat zo. Een jonge rechter noemt de maatschappelijke val juist géén goed argument voor een lagere straf. Je zou immers ook het omgekeerde kunnen zeggen: dat iemand ondanks een goede maatschappelijke positie, baan, sociaal netwerk en relatie tóch de fout ingaat, is veel erger.

‘Het is een hele nare cirkel’, zegt een ander. ‘Iemand die al kansrijk is, doordat hij een baan heeft, wordt gewoon minder hard aangepakt. Maar dat is nog steeds geen rechtvaardigheid.’ Het is iets, zegt ze, waar je over na moet blijven denken. ‘Met detentie grijp je ongelooflijk in in een leven, en het werkt over het algemeen verslechterend. Want voor iedereen geldt dat detentie geen verbetering van zijn leven is.’

Hoewel rechters benadrukken dat elk geval als individu benaderd moet worden, is er zeker één rechter die vindt dat dit niet opgaat voor asielzoekers. Daar is ieder individu juist verantwoordelijk voor de perceptie van de hele groep. ‘Als bijvoorbeeld een asielzoeker uit het azc hier steelt, leg ik in de regel meer straf op.’ De reden die hij geeft: ‘Het draagvlak voor opvang wordt door dit gedrag namelijk sterk aangetast en schaadt in hoge mate de belangen van asielzoekers die nog kunnen komen.’

Binnen de beroepsgroepen is weinig aandacht voor het risico op rechtsongelijkheid. ‘Kennelijk wordt dit thema niet als prioriteit gezien’, verklaart één rechter. ‘Het is gewoon geen onderwerp van gesprek’, deelt een ander. Een ander ziet een verklaring in de hoge werkdruk: ‘Er is onvoldoende tijd om transparantie en dialoog substantiëler en structureler vorm te geven.’

Terwijl het wel degelijk uitmaakt hoe iemand overkomt in de rechtszaal. ‘Met iemand die dichterbij je staat, heb je in allerlei opzichten een makkelijker gesprek’, schrijft een rechter. Een ander: ‘Ik hoop dat het niet zo is. ‘Natuurlijk scheelt het’, zegt weer een ander. ‘Het maakt uit als je veelbelovend, knap en innemend bent. Maar je hebt niet een streepje voor. Ik vind dat rechters daar doorheen moeten kijken.’

Lukt dat? ‘Dat lukt, door dertig jaar ervaring. Ik geloof niet dat we daar echt in getraind worden, het is meer iets wat we onszelf leren. Je leert om de feiten te laten spreken en niet de mensen die je voor je ziet’, zegt een rechter. ‘Het heeft ‘nul komma nul’ invloed op de uitkomsten van een zaak’, verklaart een ander. Hoe dat kan? ‘Mensenkennis’, schrijft een rechter. ‘Ervaring’, bijna altijd kijk ik er wel doorheen.’ ‘Als rechter moet je dat wegdenken. Het is zoiets basaals, een kerncompetentie om niet bevooroordeeld te zijn.’ En hoe doet rechter Jacco Janssen dat, hoe gaat hij om met zijn vooroordelen? ‘Je zal het wel niet geloven, maar die heb ik helemaal niet’, zegt hij. ‘Ik zie geen klasse.’

In een latere schriftelijke reactie laat de Raad voor de Rechtspraak echter weten dat niemand onbewuste vooroordelen volledig uit kan sluiten, ‘ook rechters niet’. Maar rechters ‘zijn het zich bewust dat zij onbewust en ongemerkt vooroordelen kunnen hebben dat dit van invloed kan zijn op hun beslissingen.’ Ondanks dat de Raad niet mee wilde werken aan ons onderzoek geven ze aan ‘vanzelfsprekend erg geïnteresseerd te zijn in dit soort onderzoeken’. ‘Discriminatie of klassenjustitie staat haaks op de kernwaarden van de Rechtspraak.’

In een reactie op onze cijfers over de verschillen in de kans op gevangenisstraf tussen laag- en hoogopgeleiden en mensen met en zonder migratieachtergrond, laat de Raad weten dat de conclusies van ons onderzoek ‘in grote lijnen aansluiten bij het beeld dat we kennen uit eerdere onderzoeken naar dit onderwerp.’ Het Openbaar Ministerie schrijft geen verklaring te hebben voor de verschillen in cijfers maar laat wel weten dat 'straffen geen rekenen en statistiek is, maar wegen en praktische wijsheid’. Ook vindt het OM rechtsgelijkheid een ‘relevant thema’, en ook het ministerie van Justitie en Veiligheid onderstreept in een reactie dat het een belangrijk onderwerp is en dat ‘verder onderzoek noodzakelijk is’.

De Raad zegt ‘op verschillende manieren aan extra bewustwording te werken op het onderwerp van (onbewuste) vooroordelen’. ‘Alle rechters-in-opleiding’ volgen sinds september 2020 bijvoorbeeld de eendaagse cursus Oordelen met vooroordelen. ‘Het doel van deze cursus is meer bewustzijn en kennis te creëren over vooroordelen en de invloed daarop op het werk van de rechter13’.

Investico werkt altijd samen met andere media. Zo versterken we de onderzoeksjournalistiek in Nederland.

Lees meer over ons

Voor die cursus vroegen ze Sinan Çankaya, die als antropoloog jarenlang onderzoek had gedaan bij de politie14. Hij leek bij uitstek de juiste persoon op de juiste plek om met rechters in gesprek te gaan over hun vooroordelen. Toen hij begon had hij een ‘ideaalbeeld van de rechterlijke macht’, vertelt hij. Maar dat ideaalbeeld en de werkelijkheid lagen ver uit elkaar. Rechters vielen voor hem van hun voetstuk. Na twee jaar is Çankaya er afgelopen winter mee gestopt. 'Als iemand een gesloten, afwijzende houding heeft, dan is leren onmogelijk. Ik heb liever agenten dan rechters.’

‘Het was moeilijk om dat gesprek te voeren, omdat rechters erg defensief reageren.’ Het geldt natuurlijk niet voor iedereen, benadrukt hij. ‘Maar het gros van de rechters heeft het idee dat ze per definitie neutraal en objectief zijn. Dat zij verschoond zijn van vooroordelen: dat komt 'onder ons soort mensen' niet voor. Dat is niet alleen een klassenhouding van hoogopgeleide mensen uit de hogere middenklasse. Het hoort ook bij witheid, dat zichzelf als de norm ziet, en dus wat 'neutraal' en 'objectief' is. En als je morrelt aan dat zelfbeeld, dan roept dat van alles op.’ Dat zorgde voor problemen. ‘Ze wilden dit verhaal niet horen’, vertelt hij.

Hij is geschokt over de fase waarin de rechtspraak zich bevindt ten aanzien van dit onderwerp: ‘het stadium van halsstarrig ontkennen, defensief reageren en de gelederen sluiten. Dat was aanvankelijk ook zo binnen de politie’. Hij hoopt dat de rechtspraak de deuren gaat openen, dat ze bereid zijn om te leren. ‘Maar dan heb je een lange adem nodig.’

Wij blijven schrijven over ongelijkheid in het recht, heeft u tips, zoek dan contact via platform-investico.nl

Deze publicatie is tot stand gekomen met steun van het Fonds Bijzondere Journalistieke Projecten.


  1. TaxiPro en RTV Utrecht publiceren op 22 mei 2017 het volgende bericht: Bij een grote vechtpartij op de taxistandplaats bij het Centraal Station in Amersfoort is afgelopen weekend in elk geval één taxichauffeur gewond geraakt. Hij en andere chauffeurs kregen het aan de stok met een grote groep jongeren, nadat vanuit die groep op het dak van een taxi werd geslagen. 

  2. Het Algemeen Dagblad publiceerde op 21 mei 2017 het volgende bericht: Drie mannen, uit Amersfoort en Weesp, kregen het in de nacht van 20 op 21 mei tegen twee uur ernstig aan de stok met de portiers van Fluor. Ze waren al eerder het gebouw uitgezet, maar poogden opnieuw binnen te komen. Toen de portiers hun de toegang weigerden, ontstond een vechtpartij. Er vielen dusdanig harde klappen dat de portiers gewond raakten aan armen en benen. 

  3. Groep jongens die de taxichauffeurs mishandelden kwamen uit Soest en Bunschoten. De groep die de portiers mishandelden kwamen uit Amersfoort en Weesp. 

  4. Blijkt uit het Hoger Beroep van deze rechtszaak, gepubliceerd op 18-06-2018. In het hoger beroep wordt de cliënt van Van Hulst veroordeeld tot 12 maanden gevangenisstraf op waarvan 2 voorwaardelijk. 

  5. Blijkt uit onder andere deze berichtgeving van VRT Nieuws op 1 juni 2023: In Leuven zijn meer dan honderd mensen samengekomen voor een stil protest, omdat ze niet akkoord zijn met de uitspraak in de zaak-Sanda Dia. Ook zaterdag kwamen mensen om diezelfde reden in Leuven en Antwerpen al op straat. En dit bericht van VoxWeb, van de Radboud Universiteit van 7 juni 2023: In de Belgische steden Leuven, Antwerpen en Brussel trokken vorige week al honderden Belgen uit onvrede de straat op. Dit weekend zwol het protest aan tot 1.500 betogers in Brussel, Gent en Brugge. 

  6. Blijkt uit dit artikel van De Morgen: Het Antwerpse hof van beroep heeft achttien Reuzegommers schuldig bevonden aan de onopzettelijke doding van de student Sanda Dia in 2018. Toch moet niemand naar de cel: de beklaagden kregen werkstraffen van 200 tot 300 uur en moeten ook schadevergoedingen betalen

  7. Blijkt onder meer uit dit bericht van RTL Nieuws op 26 mei 2023: Alle achttien leden van de Vlaamse studentenclub Reuzegom zijn schuldig bevonden aan de dood van de 20-jarige Sanda Dia. De straffen die ze vandaag in het hof van beroep in Antwerpen kregen, variëren van geldboetes van 400 euro tot werkstraffen tot 300 uur. Sanda Dia overleed vier jaar geleden aan de gevolgen van een brute ontgroening. 

  8. Blijkt onder meer uit deze berichtgeving RTL Nieuws van 22 november 2018: Ex-lid van studentencorps Vindicat Wouter B. is door het gerechtshof in Leeuwarden veroordeeld tot een boete van 1000 euro voor het mishandelen van een aspirant-lid in 2016. De straf is lager dan die de rechtbank hem vorig jaar oplegde. Die veroordeelde B. tot een taakstraf van 240 uur. 

  9. Zie hier de richtlijnen voor straftoemeting van rechters (LOVS). 

  10. Verkennend onderzoek naar klassenjustitie, in opdracht van het WODC, uitgevoerd door onderzoekers van de Universitiet Utrecht. 

  11. Onze cijfers lopen van 2013-2022 ([zie verantwoordingsdocument]) 

  12. 1201240 beslissingen OM. 547030 eindbeslissingen rechter in eerste aanleg. 205370 opgelegde gevangenisstraffen. 

  13. Voor de volledige omschrijving van deze eendaagse cursus zie de website van de SSR. 

  14. Zie de website van Çankaya voor meer over zijn werk 

Wilt u onafhankelijke onderzoeksjournalistiek ondersteunen? Word Vriend van Investico

U las de longread van dit onderzoek. Heeft u naar aanleiding hiervan een tip? Neem contact met ons op

Verdedig de rechtsstaat. Steun onafhankelijke onderzoeksjournalistiek in Nederland.

Word vriend