Onderzoek met bronnen
‘Een onbetaalbaar feestje’
Op de vrije markt van lespakettenmakers, tussenhandelaren en onderwijsadviseurs controleert vrijwel niemand wat basisschoolleerlingen leren; leerkrachten raken verdwaald in een woud van lesmethoden.
Tegenover een rij leegstaande, vervallen arbeiderswoningen staat basisschool Overhoven, vernoemd naar de wijk in Sittard. Marineblauwe luifels werpen een schaduw over de geknutselde poppen tegen de ruiten. Binnen pakken leerlingen van groep vier hun werkschriften uit hun laatjes.
Op het digitale bord komt een vrouw in beeld. De leerkracht van groep vier staat naast het scherm, maar de vrouw in de video legt de taaloefeningen voor het komende uur uit. Leerlingen schuifelen heen en weer op hun stoelen terwijl ze naar het scherm kijken, sommigen slaan hun benen over de stoelleuning.
Waar vroeger elke zomer een enorme lading lesboeken op een pallet de school in werd gedragen, is de stapel nu een stuk kleiner. Maar de school bestelt wel veel meer producten. ‘We hadden altijd gedacht dat papier zou verdwijnen als we digitaal les gingen geven’, zegt directeur Mayke Zijlstra. ‘Maar het is en-en geworden, dus die kosten besparen we helemaal niet.’
Wat leerlingen moeten leren is hetzelfde, maar de ‘saus eromheen’ is groter. Op de school van Zijlstra willen ze niet ‘slaafs een methode volgen, waarbij iedereen precies op hetzelfde moment hetzelfde woordje leert.’ Ze willen invloed op de inhoud van de lespakketten, maar dat lukt nauwelijks. Het gekke is dat de mensen die de lesmethodes maken eigenlijk nooit spreken met de leerkrachten die ze gebruiken, zegt Frank Cuijpers, die de inkoop van lesmateriaal voor de school coördineert.
‘Als de uitgeverij zegt dat een lesmethode uit boeken, schriften en digitale programma’s bestaat, dan zijn we verplicht die voor alle leerlingen aan te schaffen’, zegt hij. ‘Daar zit natuurlijk een commerciële drijfveer achter.’
Word nu Vriend van Investico en versterk de onderzoeksjournalistiek in Nederland
Dus koopt de scholenkoepel ieder jaar veel meer lesmateriaal in dan de leerkrachten nodig hebben. ‘Een onbetaalbaar feestje’, noemt hij het. Soms blijven boeken een heel schooljaar in de kast liggen, omdat leerkrachten bijvoorbeeld alleen de werkschriften en digitale programma’s gebruiken. Boeken terugsturen, zegt hij, dat kan niet.
Het basisonderwijs is, dankzij artikel 23 van de Grondwet1, altijd al vrij voor iedere invulling op basis van godsdienst of levensovertuiging, maar rond de eeuwwisseling ontstaat er ook een vrije ‘onderwijsmarkt’. Basisscholen krijgen vanaf 2006 een zogenoemde ‘lumpsum’2, één grote zak geld per jaar die ze naar eigen inzicht kunnen besteden. Basisscholen zijn zo ‘consumenten’ die worden bediend door de al bestaande grote uitgeverijen en schoolboekenhandelaren, maar kunnen nu ook de diensten inkopen van private adviesdiensten en bedenkers van ‘onderwijsinnovaties’.
Onderwijsminister Maria van der Hoeven van het CDA besluit in 2006 dat de weinige inhoudelijke eisen die het ministerie aan het onderwijs stelt ook best wat soepeler mogen — zoals dat kinderen ‘leestekens moeten leren en de werkwoordregels kennen’3. Ondanks de al toenemende kritiek over het breed ingezette marktwerking- en privatiseringsbeleid4, zegt Van der Hoeven: ‘Ik vind het belangrijk dat scholen de ruimte krijgen om eigen keuzes te maken.’5 Het is misschien wel de grootste onderwijshervorming van de afgelopen twintig jaar, maar hij ging vrijwel geruisloos voorbij.
En keuze is er. Basisschoolkinderen kunnen tegenwoordig ‘realistisch’ leren rekenen, ‘veilig leren lezen’ of zich verdiepen in een ‘wereld in getallen’. Bovendien voeren onderwijsdeskundigen eindeloze discussies over allerlei methoden, gebaseerd op de nieuwste inzichten. De ene groep vindt dat leerlingen moeten leren rekenen aan de hand van verhaaltjes, de andere groep gelooft in het maken van heel veel kale sommen. In de ‘taalwereld’ zijn er mensen die geloven dat kinderen vooral veel moeten schrijven, anderen zweren bij gepersonaliseerde apps.
Ondertussen kijkt niemand naar de bedrijven die lespakketten ontwikkelen, samenstellen en verhandelen. Investico bracht deze ‘onderwijsmarkt’ in kaart. Welke belangen staan er op het spel en hoe sijpelen die door naar het klaslokaal? En, wie bepaalt eigenlijk wat kinderen leren?
Het blijkt een markt zonder drempels. Iedereen die dat wil kan een lesmethode uitbrengen, inhoudelijke eisen zijn er nauwelijks. Leerkrachten moeten zich verhouden tot een wirwar aan bedrijven die met telkens nieuwe producten komen. Overheidsdiensten die scholen voorheen begeleidden bij het kiezen en toepassen van lesmethodes zijn geprivatiseerd. ‘Alle sturing op inhoud is verdwenen’, zegt een oud-ambtenaar.
Het idee van de lumpsum was dat scholen meer macht en autonomie zouden hebben. Dat is faliekant mislukt. Scholen ontbreekt het aan mogelijkheden om scherp te kunnen kiezen tussen de vele aanbieders, tijd en kennis om de inhoud te beoordelen ontbreekt eveneens. En de overdaad aan lesmethoden wordt in werkelijkheid aangeboden door slechts twee tussenhandelaren.
Terwijl er op de ‘onderwijsmarkt’ goed zaken werd gedaan, kelderden in dezelfde periode de leerresultaten van Nederlandse kinderen jaar in jaar uit, zo laten opeenvolgende nationale en internationale studies zien. Vorige week was het opnieuw voorpaginanieuws: ‘Leesvaardigheid Nederlandse tieners naar dieptepunt’.6 Eenderde van de vijftienjarigen heeft een ‘zwakke taalvaardigheid’ waardoor ze ‘waarschijnlijk minder goed functioneren op school en in de maatschappij’ en ‘risico lopen om laaggeletterd het onderwijs te verlaten’, schrijven de onderzoekers. Inmiddels bungelt Nederland wat leesprestaties van leerlingen betreft onderaan het lijstje OESO-landen waar het onderzoek is uitgevoerd.7
Scholen proberen daar wat aan te doen, blijkt uit ons onderzoek, maar moeten daarvoor met heel veel pijn en moeite om de marktpartijen heen. Voor het eerst begint de gevestigde positie van de educatieve uitgeverijen en tussenhandel echter te wankelen. Sommige basisscholen proberen zich los te wrikken, ontevreden over de hoge prijzen en het gebrek aan inhoudelijke invloed op het materiaal.
Veelvoud aan methodes
Kaas, ‘K - AA - S’, zegt Albert Heldoorn terwijl hij zijn handen telkens een stukje naar links beweegt, leerkrachten doen alles in spiegelbeeld. Heldoorn is naar een spel- en leestraining gekomen, die de stichting van zijn school heeft geregeld. Hij werkt in Kampen, maar zit deze maandagmiddag samen met achttien andere leerkrachten op de stoel van de leerling.
Shirley Snip, blonde krullen, roze nagels en een spijkerbroek met wijde pijpen, traint de leerkrachten hoe ze een spel- en leesles kunnen geven zonder slaafs de lesmethode te volgen. Vandaag behandelt ze woorden die klinken zoals je ze schrijft, daarom is ze samen met de leerkrachten woorden ‘aan het hakken’.
Tijdens de koffiepauze staat Heldoorn, de leerkracht uit Kampen, te praten met twee andere leerkrachten uit groep drie. Zelf heeft hij groep zeven, maar omdat hij is aangesteld om de taal- en leesresultaten op te krikken, is hij bij de taaltraining. ‘Bij ons op school moet de leerkracht van groep vier een rekenopdracht voorlezen omdat leerlingen dat zelf niet kunnen.’
Volgens Heldoorn zijn de kelderende spellingresultaten op zijn school veroorzaakt doordat de trucs per lesmethode verschillen, leerlingen in groep vier leren een andere ezelsbrug dan in groep drie, legt hij uit. Hoe weet een leerling bijvoorbeeld dat het woord ‘bakker’ twee letters ‘k’ heeft? ‘De ene leerkracht volgt een methode die zegt: “Korte klank, tweeling op de plank.” De ander: “Na een korte klank schrijf je altijd een dubbele letter.”.’ Het lijken subtiele verschillen, maar dat zijn het volgens Heldoorn niet. ‘Leerkrachten, van groep drie tot en met groep acht, moeten zoiets op precies dezelfde manier uitleggen. Alleen zo slijt het erin.’
Trainer Snip heeft het over ‘al die poespas’ rondom methodes. De glossy voorkanten, de onnodige plaatjes en de talloze extra oefeningen, ze vindt het maar niks. ‘Kinderen leren daar niet van lezen en spellen.’ Hierachter schuilt een diepere boodschap van Snip: ze helpt leerkrachten zich een weg te banen door de lesmethodes en er alleen uit te plukken wat wel werkt en wat niet.
Die lesmethodes worden al sinds jaar en dag gemaakt door grote educatieve uitgeverijen. Er zijn soms titels die al ruim tien jaar worden gebruikt, zoals Veilig leren lezen van uitgeverij Zwijsen en De wereld in getallen van uitgeverij Malmberg. ‘Dit zijn alle methodes die wij uitgeven’, zegt algemeen directeur John Nouwens trots als hij voor een kast vol grijze, roze en groene mappen gaat staan. Malmberg is samen met Zwijsen, Noordhoff en ThiemeMeulenhoff de belangrijkste traditionele educatieve uitgeverijen van Nederland.
Grote teams van onder meer onderwijsexperts en oud-leerkrachten ontwikkelen methodes vanuit hun expertise, maar kijken ook scherp naar de markt. ‘Zo hebben wij bijvoorbeeld twee taalmethodes om de verschillende stromingen in het taalonderwijs te kunnen bedienen’, zegt Nouwens. ‘Door goed lesmateriaal te ontwikkelen zijn we in staat winstgevend te zijn’, zegt hij.
‘Begrijp me niet verkeerd, er zijn een boel goede methoden’, zegt Mirte Dikmans. Ze doet onderzoek naar effectieve leerpraktijken in het taalonderwijs bij de Universiteit van Maastricht. ‘Maar het zijn natuurlijk ook bedrijven met een winstoogmerk. Ze zijn constant bezig met: hoe doen wij iets anders. Die drang naar vernieuwing kan soms ten koste gaan van de kwaliteit.’
Uit de praktijk is bijvoorbeeld bekend dat leerlingen de letter ‘b’ en de letter ‘d’ vaak door elkaar halen. Maar uitgeverijen en methodemakers moeten zich van elkaar onderscheiden, daarom hebben ze allemaal een eigen lettervolgorde in hun werkboeken, legt trainer van de didactiek-cursus Shirley Snip uit. Tijdens de cursus pakt ze één van die methodes erbij. ‘In deze opdracht staan de letters b en d veel te dicht bij elkaar’, zegt ze. ‘Dat brengt kinderen in de war.’ Haar punt is: ‘leerkrachten moeten weten dat methodemakers het niet altijd bij het juiste eind hebben’.
Dat is niet de enige manier waarop methodemakers zich proberen te onderscheiden. Zo wordt er allerlei aanvullend materiaal ontwikkeld. Denk aan extra leesboekjes, opdrachten voor ouders of een programma voor het Sinterklaasfeest. Een oud-verkoper van een uitgeverij vertelt dat de omzet voor inhoud ging: ‘We gingen steeds dikkere lesboeken uitgeven, met zelfs materiaal voor vijftig weken school, terwijl kinderen jaarlijks maar veertig weken in de klas zitten. Ik keek altijd eerst hoeveel papier ik kon inkopen, niet hoe een methode er inhoudelijk uit zag.’
Basisschooldirecteur Hilleke Postma vraagt haar leerkrachten daarom kritisch naar het materiaal te kijken, iets wat ze niet altijd gewend zijn. ‘Leerkracht is een sociaal beroep, ze zijn niet zakelijk. Maar methodes zijn een commercieel gebeuren. Het is eigenlijk absurd dat je er niet op kan vertrouwen dat een methode altijd een goede wetenschappelijke basis heeft.’
Testen in de klas
Links achterin een klaslokaal zit een meisje van ongeveer tien jaar met een blonde paardenstaart en een bril druk te typen. Duurder of goedkoper? Staat er bovenaan het beeldscherm van haar zwarte laptop. Som 5. Het is woensdagochtend half tien en de leerlingen van groep 7 van de Paschalisschool in Den Haag hebben rekenles. Met Snappet, een digitaal lesprogramma, kunnen ze op hun eigen niveau oefenen. Vandaag staan er deelsommen op het programma.
Het meisje met de paardenstaart typt verschillende getallen in, maar haalt die vervolgens weer weg. Er komt een grote rode streep tevoorschijn. Ze pakt haar hoofd vast en gooit haar benen schuin op de stoel. Even kijkt ze naar links, op het beeldscherm van haar buurman, hij is al bij som 12, alle bolletjes zijn groen. Haar muis gaat naar de knop tip. Ze recht haar rug en toetst een nieuw antwoord in. Links onderin verschijnt een groene krul in een wolk van confetti. Goed! Door naar de volgende vraag.
Ze vindt oefenen met Snappet leuk. ‘Het is veel werk, maar uiteindelijk heb je een lastige som opgelost en dan voel je je goed.’ En als je een fout maakt? ‘Dan probeer ik het opnieuw’, zegt ze terwijl ze haar schouders ophaalt. ‘Maar als ik het dan nog drie keer fout heb, raak ik een beetje gefrustreerd.’
Snappet kwam in 2013 als eerste aanbieder met ‘gepersonaliseerd leren’. Het blijkt een groot succes, naast basisschool Paschalis gebruiken ongeveer 2000 basisscholen8 de app; Snappet heeft een hoop concurrenten, leer-apps zijn volledig ingeburgerd in het onderwijs.9
Met het groeiende aantal lesmethodes hebben scholen steeds meer behoefte aan onderzoek naar wat werkt en wat niet. Maar er bestaat geen onafhankelijke controle op lesmateriaal dat in de klas wordt gebruikt. Sterker nog, nieuw materiaal wordt vaak in de klas getest.
Scholen krijgen bijvoorbeeld een jaar lang gratis materiaal in ruil voor feedback. Een methodemaker die liever anoniem wil blijven: ‘Onze methode is nog nooit gecontroleerd door een onafhankelijke partij. Wij testen het natuurlijk wel zelf, maar dat is niet verplicht. Het materiaal dat we ontwikkelen wordt door experts gemaakt, maar het wordt pas voor het eerst echt getest in de klas. Daarmee experimenteren we eigenlijk op kinderen, dat vind ik best gek.’
Hoewel de Onderwijsinspectie scholen aanmoedigt 'effectieve aanpakken'10 te gebruiken en ook het ministerie daarop wil 'sturen',11 is het geen garantie dat het werkt, zeggen deskundigen.12 Het ligt er ook aan hoe de leerkracht de methode toepast. ‘Gepersonaliseerde oefenprogramma's kunnen bijvoorbeeld heel effectief zijn, maar vooral voor leerlingen die al goed presteren en zelfstandig kunnen werken’, zegt onderzoeker Dikmans. ‘Kinderen die dat niet kunnen, komen dan soms vast te zitten doordat ze bijvoorbeeld behoefte hebben aan extra uitleg. De methode is dan wel effectief bewezen, maar kan dus ook ongelijkheid in de hand werken.’
Dit blijkt ook uit gesprekken die Investico voerde met leerkrachten en ouders van kinderen die met het digitale Snappet werken. ‘Voor sommige leerlingen werkt het goed, maar andere zien er echt tegenop om Snappet te gebruiken’, vertelt Eline13, basisschoolleerkracht in Utrecht. ‘Als er iets fout gaat, zien ze dat meteen en daar komt veel stress en spanning bij kijken.’
En er zit nog een risico aan ‘effectief bewezen methodes’, bedrijven kunnen gemakkelijk groots uitpakken met relatief kleine onderzoeken. Onderwijs-app Snappet pronkt bijvoorbeeld met ‘bewezen meer leerresultaat bij iedere leerling’. Ook basisschool De Bosrand in Oostvoorne zette op hun webpagina, die offline is gehaald nadat Investico dat voorlegde: ‘Snappet geeft sterk verbeterd leerresultaat voor alle leerlingen binnen een half jaar.’ ‘Maar dit blijkt helemaal niet uit mijn studies,’14 zegt Adrie Visscher van de Universiteit Twente die onderzoek deed naar Snappet. Volgens hem zeggen een of twee studies niks. ‘Er moet veel uitgebreider naar worden gekeken.’ Zijn onderzoeken naar de leereffecten lieten wisselende resultaten zien. Verschillende scholen en Snappet zelf verwijzen alleen naar de positieve uitkomsten. ‘Tsja dat is nou eenmaal een commercieel bedrijf’, reageert Visscher.
Snappet-oprichter Martijn Allessie zegt dat hij de onderzoeken waar geen effect is gemeten niet heeft gezien. Hij is verbaasd over de uitspraken van Visscher en verwijst naar de samenvatting van zijn onderzoek. Daarin staat dat ‘een halfjaar Snappet in groep vijf, een positief effect heeft op Cito scores van rekenen-wiskunde’. Volgens Allessie doet Snappet zelf ‘continu wetenschappelijk onderzoek naar de leerresultaten onder alle groepen’ en zien ze ‘consequent positieve effecten’.
Dat scholen hiermee adverteren vindt Visscher niet zo gek. ‘Die kunnen ook niet goed beoordelen of iets wel of niet wetenschappelijk bewezen effectief is.’ Dat is precies waar de schoen wringt. Basisscholen en leerkrachten beschikken nauwelijks over de informatie, of de tijd, om het uitdijende aanbod van lessen en methoden kritisch tegen het licht te houden. De afgelopen decennia is die positie ten aanzien van leerbedrijven alleen maar zwakker geworden
Opleidingsdirecteuren zeggen dat PABO’s ‘steeds minder tijd hebben om studenten te leren kritisch naar methodes te kijken, vanwege het overvolle curriculum’. Tot vijftien jaar geleden kreeg de leerkracht bovendien hulp van de overheid bij het kiezen en toepassen van methodes. De onafhankelijke Stichting Leerplan Ontwikkeling (SLO) maakte een beschrijving van elke lesmethode zodat leerkrachten overzicht hadden en wisten waar welke methode voor diende. Vervolgens hielpen zogenaamde schoolbegeleidingsdiensten leerkrachten en schoolleiders bij vragen als: Welke methode past bij ons onderwijs en de leerlingen?
Maar de publieke schoolbegeleidingsdiensten werden ‘langzaam uitgekleed’, beschrijven oud-werknemers. Vanaf 2006 schroeft CDA-minister Maria van der Hoeven de financiering elk jaar verder terug15. De ondersteunende SLO-afdeling wordt uiteindelijk in 2018 zelfs opgeheven onder D66-minister Ingrid van Engelshoven. Scholen krijgen nog steeds geld voor hulp en advies, maar moeten dat nu inkopen bij vaak commerciële bedrijven. Dat soort ‘hulp’ varieert van een programmeerklasje tot een taaltraining.
En dat is kwalijk, vindt Margreet de Vries. Ze werkt begin jaren 2000 als beleidsmedewerker op het ministerie van Onderwijs, nu is ze directeur van een vereniging van gecertificeerde onderwijsadviesbureaus en kijkt met verbazing naar de steeds maar groeiende adviessector. ‘Iedereen kan morgen een onderwijsadviesbureau beginnen’, zegt De Vries die in een excelbestand bijhoudt hoeveel onderwijsadviesbureaus er elk jaar bijkomen, ze ziet sinds 2010 een stijging van zeshonderd naar ruim drieduizend bureaus16. De Vries wil een inhoudelijke kwaliteitsdrempel vanuit de overheid. ‘Scholen kunnen nu onderwijsgeld besteden aan een cursus bewegend leren of een workshop programmeren, maar als we willen dat kinderen beter rekenen, moeten we ze betere rekenles gaan geven. Met het privatiseren van de ondersteuningsdiensten vanuit de overheid is alle sturing op inhoud verdwenen’, zegt ze. ‘Richt ons!’, roept ze door de telefoon. ‘Hoe vaak heb je nou een markt die zegt: ga ons reguleren?’
Slechts twee handelaren
‘Klanten werden helemaal in de watten gelegd’, vertelt Peter Toebes, oud-onderwijzer en voormalig verkoper bij schoolleverancier Heutink. Het bedrijf verkoopt alles wat een school nodig heeft, van boeken en digitale lesmethoden tot potloden, maar ook meubilair. ‘Ik ging vaak langs scholen, zeker bij leuke klanten, en daar werd dan een Chineesje aan verbonden’, zegt hij. ‘Bij ons in de buurt had je een restaurant met zelf een speciaal Heutink-menu hadden, dat was een Hollands hap. Zo gingen klanten met een goed gevulde buik naar huis.’ Later werd het afgeschaft, vertelt Toebes. ‘Het werd toch een beetje te frivool. En uiteindelijk gaat het om vertrouwen en persoonlijke inzet, zo’n etentje is toch bijzaak.’
Toebes werkte vijftien jaar bij het familiebedrijf Heutink. Distributeurs zoals Heutink hebben een unieke positie in het Nederlandse basisonderwijs. Ze sluiten contracten af met scholen en uitgeverijen van lesmethodes, waardoor deze bedrijven als enige volledig zicht hebben op de markt. Mede-eigenaar Jessica Heutink, kleindochter van de oprichter, staat in de Quote 50017 met een geschat vermogen van 160 miljoen euro.
Oud-werknemers vertellen dat het bedrijf groot kon groeien door allerlei kleinere bedrijven over te nemen. Uit een analyse van alle openbaar gepubliceerde aanbestedingen voor het leveren van onderwijsleermiddelen sinds 201618 die Investico deed, blijkt dat bijna 70 procent van de opdrachten naar Heutink ging. Nog eens 30 procent ging naar het kleinere de Rolf groep.19
Basisscholen hebben in feite maar keuze tussen twee tussenhandelaren. Dit knelt omdat basisscholen, net als een gemeente die het stadhuis opnieuw wil inrichten of een ministerie dat een ICT-systeem wil optuigen, een heuse Europese aanbesteding moeten doen. Daarin moeten ze al hun wensen specificeren zo dat, in theorie althans, iedere geïnteresseerde marktpartij in de EU kan intekenen op de klus. ‘Dat kost veel tijd en geld en levert maar een klein beetje op,’ zegt Rob Egberink van scholenkoepel Katholiek Onderwijs Enschede (SKOE). ‘Je krijgt überhaupt maar twee inschrijvingen, waarvan we er eigenlijk één al meteen weg konden strepen vanwege de lange levertijden. Maar goed, we moeten voldoen aan de regels, dan zijn onze accountant en het ministerie ook tevreden.’
‘Het is een oligopolistische markt met een paar grote partijen’, zegt hoogleraar aanbestedingsrecht Pieter Kuypers. ‘Uiteindelijk is de klant, in dit geval de basisschool, de dupe. Met zo weinig concurrentie, gaan distributeurs hun leveringen en diensten niet scherper prijzen. Innovatie komt ook nog eens tot stilstand omdat partijen daar onvoldoende prikkels voor hebben; ze willen hun handel in gang houden.’
Kleine uitgeverijen komen de onderwijsmarkt moeilijk op zonder distributeur, zegt Marion van de Coolwijk, bedenker en uitgever van de methode Letterklankstad. Ze ontvangt in de bedrijfsruimte boven haar woning in het Noord-Hollandse Winkel, met uitzicht op zwarte, grazende schapen in een weitje. Onder aan de houten trap staan dozen met haar lesboeken. ‘We nemen telkens een doos per keer mee naar boven’. Haar man bestiert het magazijn, een deel van haar kantoor dat bijna volledig is volgebouwd met ijzeren stellingkasten en dozen met school- en leesboeken. ‘Ik heb hier ook maar een kast neergezet, want ik kan het allemaal nauwelijks kwijt’, lacht hij als hij uit een piepklein gangetje komt lopen.
‘Ik ben hartstikke blij met de distributeurs, want zonder hen kom je er moeilijk tussen’, vertelt Van de Coolwijk. ‘Maar we moeten het nog steeds per bestelling zelf verwerken en aan hen opsturen, dan versturen zij het aan de scholen. Dat is dus dubbel werk.’
Uitgeverijen moeten bovendien korting geven aan de tussenhandelaar om in hun portefeuille te belanden. Die kortingen kunnen oplopen tot dertig of veertig procent, blijkt uit gesprekken die we voerden met uitgeverijen en oud-werknemers van de distributeurs. Nieuwe uitgeverijen krijgen soms te horen dat het om een ‘vast’ kortingspercentage gaat, waar ‘niet over onderhandeld’ kan worden, terwijl anderen wel blijken te onderhandelen.
Over de kortingen zegt één anonieme uitgever: ‘Ik plus de bedragen op om de korting in te calculeren, dus uiteindelijk worden de kosten hoger en verdwijnt er publiek onderwijsgeld’.
Een voormalig werknemer van een distributeur noemt het een ‘fantastische business’. ‘Je kan het bijna niet fout doen. Het meeste geld wordt verdiend bij een partij die eigenlijk nauwelijks investeert in het onderwijs. Ze voegen bijna geen waarde toe behalve dat ze de spullen op tijd brengen.’
De macht van de adviseur
De tussenhandelaren verkopen lesmethodes op scholen, maar geven ook — volgens hun eigen reclamemateriaal — onafhankelijk advies. Directeur Tijl Rood van de montessorischool De Jordaan in Amsterdam moet altijd een beetje grinniken om de verkopers. ‘Dan komt er weer zo’n adviseur met een dikke auto voorrijden.’ Hij beschouwt de gesprekken als een beleefdheidsbezoekje. ‘Als ik iemand van de tussenhandel nodig heb om me te vertellen wat ik moet doen, doe ik iets niet goed.’
Toch worden de adviseurs door schoolleiders en leerkrachten vaak als een neutrale speler beschouwd, blijkt uit gesprekken die wij voerden.
Harry van Sas was jarenlang verkoper bij Heutink en geeft nu als zelfstandige trainingen in opdracht van het bedrijf. ‘Je moet echt een plekje in het hoofd van de directeur verdienen.’ Als scholen vroegen naar een lesmethode die hij niet verkocht, besprak Van Sas die wel. ‘Je kan er wel iets doorheen duwen, maar dan sta je bij een volgend gesprek meteen achter.’ Toch erkent hij ook de mogelijke macht van de adviseur. ‘Je hebt natuurlijk wel invloed, daar moet je voorzichtig mee zijn. Je kan ook een methodemaker breken.’
Een voormalig adviseur zegt dat ‘de onderstroom van de gesprekken niet neutraal is’. ‘Daar zitten de belangen en de persoonlijke overtuigingen in, en empathie voor bepaalde uitgeverijen waar ze al lange werkrelaties mee hebben.’ En bovendien ‘krijgen ze een deel van de winst’.
Vier onderwijsbedrijven die niet of niet meer worden verkocht door de tussenhandelaren, ondervinden rechtstreeks gevolgen van die ‘adviesgesprekken’, vertellen ze ons. Ze schetsen een beeld van zwartmakerij. ‘Ik krijg met zekere regelmaat berichten van schooldirecteuren die vragen naar onze methode en vertellen dat de tussenhandelaar heeft gezegd ‘dat is maar een kleine partij, ik zou het niet doen want straks vallen ze om’ of ‘ik weet niet of de inspectie daar zo blij van wordt’.
‘De salesmensen zeggen dat we kwalitatief niet goed genoeg zijn’, zegt de directeur van een ander bedrijf dat lesmateriaal maakt. ‘En proberen zo onzekerheid te creëren.’
Educatief bedrijf Faqta, een digitale lesmethode voor wereldoriëntatie en begrijpend lezen, kwam in verzet tegen de marktmacht van de leverancier. ‘We wilden worden gezien als A-merk, dan moet je bij Heutink in de winkel liggen’, vertelt Jan van Wonderen die het bedrijf mede opzette. ‘We moesten hen wel 25 procent korting geven om aan nieuwe scholen verkocht te worden’, vertelt Van Wonderen.
Begin dit jaar besluit Faqta-directeur Anouk Binkhuysen te stoppen met de tussenhandelaren. ‘We konden niet groeien als we zoveel bleven afdragen.’ Maar stoppen blijkt niet eenvoudig. ‘Toen we bij distributeur de Rolf groep aankondigden dat we niet met hen door wilden, zeiden ze dat ze al ‘onze’ scholen zouden benaderen dat ze een andere methode moesten kopen.’ Bij Heutink gebeurde iets soortgelijks. ‘We kregen ineens telefoontjes van schooldirecteuren die bezorgd waren omdat ze van de tussenhandel hadden gehoord dat Faqta op omvallen stond.’ Dit blijkt ook uit e-mails van scholen die Investico heeft ingezien. ‘We kregen van Heutink een telefoontje (of mailtje) over financiële onzekerheid bij Faqta’, schrijft een basisschool afgelopen voorjaar. ‘We vragen ons af of jullie al weten of er leveringsgarantie is vanuit Faqta voor komend schooljaar of niet?’
Inmiddels gaat het bedrijf zonder distributeurs verder en gebruiken 450 scholen de lesmethode. Van Binkhuysen blijft vertwijfeld achter. ‘Wij vroegen ons altijd af, als een ander meer korting geeft, hoe onafhankelijk is het advies van de verkopers dan nog?’
De invoering van de lumpsum en het optuigen van een vrije handel in lespakketten én onderwijsadviezen creëert het schoolvoorbeeld van een imperfecte markt, waar de basisscholen op een zak overheidsgeld zitten, maar bijna compleet afhankelijk zijn van een oligopolie.
Langzaam ontstaan er echter barstjes in de macht van de tussenhandel. Veel scholen voelen zich nog comfortabel bij de one-stop-shop, maar er zijn er ook die de strijd aangaan. Terug bij Frank Cuijpers van scholenstichting Kindante in Sittard. Cuijpers wil niet meer helemaal afhankelijk zijn van Heutink als tussenhandelaar. Hij wil lesmethodes rechtstreeks bij uitgeverijen inkopen, maar stuit op onwil. Het is niet alleen voordeliger, denkt hij, hij wil dat leerkrachten invloed kunnen uitoefenen op de inhoud van de methode.
Het is niet zo’n hele gekke gedachte. De revolutie waarbij scholen zich losworstelen van de tussenhandel is in het voortgezet onderwijs al volop gaande. Een van de grootste middelbare scholenkoepels, het Carmelcollege, koopt haar lesmethodes in zonder tussenkomst van de distributeur. De koepel kreeg weliswaar een rechtszaak aan haar broek, maar die won ze, tot aan het hoger beroep20. De distributeur bezorgt de boeken nu nog wel, maar de scholenkoepel onderhandelt direct met uitgeverijen over de boekenprijzen.
Geïnspireerd door het verhaal van de middelbare scholen, trekt Cuijpers van basisscholenstichting Kindante halverwege 2022 de stoute schoenen aan. Hij stuurt een mail naar zeven uitgeverijen over zijn voornemen om voortaan direct bij hun lesmethodes te kopen. Hij nodigt ze uit op het kantoor van de stichting, in de grootste vergaderruimte. Maar die ruimte was achteraf gezien niet nodig. Malmberg en Noordhoff weigeren het aanbod meteen. En ook de rest wijst het plan uiteindelijk af. ‘Ze vinden het wel prettig met een distributeur ertussen, dat is voor hun natuurlijk minder werk’, zegt Cuijpers.
Uitgeverij Malmberg geeft aan uitgebreid in contact te zijn geweest met scholengemeenschap Kindante. ‘Het is een alomvattend proces, dat kunnen we simpelweg niet inrichten.’ Malmberg vraagt zich ook af of ‘we dat moeten willen’. ‘De educatieve dienstverleners kunnen veel taken uit handen nemen.’ Uitgeverij Noordhoff zegt Kindante te hebben laten weten dat deelname voor hun ‘niet zinvol is’. ‘Wij zijn niet goed ingericht op directe levering aan scholen in het basisonderwijs.’
Cuijpers van Kindante is nu bezig met de nieuwe aanbesteding. Hij scrollt door het 35-kantjes-tellende bestand op zijn laptop. Het wordt waarschijnlijk weer Heutink of de Rolf groep. ‘We zijn gewoon te vroeg.’
Leesvaardigheid in vrije val
Het is vreemd dat de Limburgse scholenkoepel niet meer grip op de inhoud van het lesmateriaal kan krijgen. Bewindslieden doen al jaren een beroep op scholen: ‘De verandering zal van binnenuit moeten komen’, zeiden onderwijsministers Ingrid van Engelshoven en Arie Slob in 201821. Demissionair minister Mariëlle Paul benadrukte onlangs nog eens dat er ‘werk aan de winkel’22 is. ‘Het leesniveau van kinderen is gewoon niet goed genoeg.’
Terwijl er meer methodes op de markt komen en die steeds uitgebreider worden, daalden juist de leerresultaten. En dat is niet iets van de laatste paar jaar, dat probleem is al veel langer aan de gang. Toch zakte vorige week ‘de leesvaardigheid van Nederlandse tieners weer naar een dieptepunt’, concluderen onderzoekers in een recent OESO-rapport23. Een derde van de vijftienjarigen in Nederland kan niet op het basisniveau lezen. Tussen 2003 en 2012 ging dit slechts om tien tot vijftien procent van de jongeren.24 Ze kunnen niet meekomen in de maatschappij en dat kan verstrekkende gevolgen hebben voor bijvoorbeeld hun gezondheid, ‘doordat ze een bijsluiter niet kunnen lezen’, zegt Mirjam Snel, onderzoeker en hogeschoolhoofddocent taal aan de HU Pabo. Nationale en internationale studies komen telkens weer tot dezelfde conclusie: Nederlandse leerlingen komen steeds vaker van school zonder dat ze teksten goed kunnen begrijpen of kritisch kunnen beoordelen.
Wat niemand er bij vertelt is dat we al vijftien jaar weten dat ons leesonderwijs niet werkt. Dat dit inzicht het klaslokaal nog steeds niet heeft bereikt, is het gevolg van de mislukte onderwijsmarkt. Want om de dalende leesvaardigheid op te lossen, moet het onderwijs precies anders gaan werken dan de afgelopen twintig jaar.
Als enig land in Europa geven Nederlandse scholen begrijpend lezen als apart vak. Dat is op zichzelf al opvallend, maar daar komt bij dat lessen in Nederland focussen op het aanleren van leesstrategieën, zoals het vinden van een hoofdgedachte in de tekst. ‘Daar zijn we in Nederland in doorgeslagen’, zegt onderzoeker Snel. ‘In plaats van een leesstrategie als hulpmiddel te gebruiken voor een leerling die de tekst niet begrijpt, wordt het als doel op zich ingezet.’ De trucjes worden leidend. Zo wordt kinderen niet geleerd om bijvoorbeeld een tekst over het klimaat kritisch te lezen, maar een kernwoord zoals ‘klimaatverandering’ te selecteren en het onderwerp van de tekst te raden.
Het toepassen van leesstrategieën komt uit de jaren negentig25, toen uit onderzoek bleek dat deze effectief waren26. Dat is ook zo, als het een hulpmiddel blijft. Maar wat er gebeurde was dat scholen massaal op deze manier van lesgeven overstapten, onder aanmoediging van de Onderwijsinspectie27. Methodemakers ontwikkelden vervolgens aparte methodes voor onder meer technisch en begrijpend lezen28. Hoewel vijftien jaar geleden al uit onderzoek29 bleek dat de focus op leesstrategieën niet werkt, wordt het vandaag de dag nog steeds toegepast. ‘Wij vielen van onze stoel toen we erachter kwamen dat we dat vijftien jaar geleden al wisten’, zegt leesexpert Heleen Buhrs van de Alan Turingschool in Amsterdam. ‘Maar op de een of andere manier belandt zoiets op de plank.’
Investico werkt altijd samen met andere media. Zo versterken we de onderzoeksjournalistiek in Nederland.
Dit geldt ook voor het soort teksten in lesmateriaal. Dat zijn vaak ‘arme teksten’, korte stukjes speciaal door methodemakers geschreven. Aangepast op hun - steeds verder dalende - leesniveau. Uit onderzoek30 blijkt juist dat het voor leerlingen belangrijk is om ‘rijke’ en langere artikelen uit de krant of literatuur te lezen.
Daarom wilde leerkracht en methodeontwikkelaar Erik Meester een nieuwe methode maken voor uitgeverij Noordhoff, met lange en rijke teksten. ‘De teksten zouden met veel instructie van en interactie met de leerkracht gelezen en besproken moeten worden. Maar het panel van de uitgeverij wilde dat niet en dus ging het niet door.’ Hij vertrok bij Noordhoff en heeft nu zelf een methode opgezet, mét lange teksten. ‘We weten uit onderzoek dat het belangrijk is bij taalontwikkeling van kinderen. De huidige lesmethodes lijken op stripboeken, met minimale tekst. En dan vinden we het vreemd dat kinderen niet goed meer kunnen lezen, maar dat is heel logisch.’
Leesspecialist Buhrs ziet hoe methodemakers ‘alles in handen hebben om het tij te keren’, maar dat al vijftien jaar niet doen. ‘De meeste uitgevers zijn helemaal niet bezig met de kwaliteit van het onderwijs, maar met het verkopen van hun product.’
Gebonden door marktvrijheid
Overheidsorganisatie SLO, die de ‘kerndoelen’ maakt die bepalen wat leerlingen leren, steekt desgevraagd de hand in eigen boezem. ‘Spelling, begrijpend lezen en technisch lezen worden heel erg van elkaar gescheiden in de kerndoelen, dat is in 2006 een bewuste politieke keuze geweest’, zegt bestuursvoorzitter Jindra Divis. ‘Dit is een van de redenen dat methodemakers op losse vakken zijn gaan inzetten.’ De oude kerndoelen worden nu, na twintig jaar, herschreven, en vanwege de verslechterde taal- en rekenresultaten moet SLO nu inzetten op meer samenhang tussen de taalvakken. Toch schuift ze haar verantwoordelijkheid weer snel van zich af, zoals vrijwel alle spelers in en rondom de onderwijsmarkt. ‘Wij hebben geen doorzettingsmacht’, zegt Divis. ‘Wij kunnen niet tegen methodemakers zeggen hoe ze hun methodes moeten inrichten. Dat is niet onze taak. Wij mogen de markt niet verstoren.’
Ook de Inspectie oordeelt niet over de inhoud van lesmethodes, ze kijkt namelijk niet hoe het onderwijs is ingericht, maar of leerlingen de wettelijk afgesproken leerresultaten behalen. ‘We zijn gebonden aan artikel 23 in de grondwet31, de vrijheid van onderwijs’, laat de woordvoerder weten.
Hoewel in de wetenschap dus al lang bekend is hoe je kinderen beter moet leren lezen, is nog maar de vraag hoe dit in de nieuwe eisen aan het onderwijs zal belanden. De markt heeft er geen belang bij om voorop te lopen bij nieuwe wetenschappelijke inzichten, en ook door beleidsmakers wordt er geen actie ondernomen omdat ze zichzelf op afstand hebben geplaatst.
Uitgeverij Malmberg laat desgevraagd weten aan nieuwe lees- en taalmethodes te werken die ‘aansluiten bij de recente wetenschappelijke inzichten’. De eerste is dit jaar gelanceerd. Uitgeverij Noordhoff zegt in een reactie over de lesmethode waar Erik Meester aan meewerkte, dat ze deze uiteindelijk hebben uitgebracht met ‘lange en rijke teksten, gebaseerd op onderzoek’. Brancheorganisatie voor educatieve uitgeverijen MEVW zegt dat uitgeverijen ‘anticiperen op de nieuwe kerndoelen’ en in de nieuwe methodes ‘rijkere en meer betekenisvolle teksten opnemen’.
Maar wie gaat het leesonderwijs dan verbeteren? Zolang iedereen naar elkaar wijst, wordt het belangrijkste doel niet behaald: kinderen goed onderwijzen.
Scholen die hun leesonderwijs willen verbeteren zien maar een optie: zonder methodes verder. ‘Ik stond soms dingen te doen waarvan ik wist dat het geen zin had.’ Basisschoolleraar Anne de Vries loopt door de gang van Het Stroomdal. ‘Leerlingen hadden moeite met begrijpend lezen. Ze vonden de lessen niet leuk, ze zaten echt de rit uit.’
De Vries komt er per toeval achter dat zijn leesonderwijs niet aansluit op de laatste wetenschappelijke inzichten. Een kennis van hem is taal- en leesspecialist, en wijst hem op onderzoeken naar goed leesonderwijs. ‘Sinds ik dat wist kon ik niet meer doorgaan met onze oude manier van lesgeven en zijn we van de methodes afgestapt.’
Er is sindsdien veel veranderd. Als je het gebouw in Zuidlaren binnenstapt is één ding meteen duidelijk: lezen is belangrijk op deze school. De gang oogt als een geïmproviseerde bibliotheek, volgebouwd met kasten gevuld met boeken. Red het klimaat! Het ministerie van oplossingen en de verdwenen Van Gogh. Mot en de metaalvissers.
De school onderwijst aan de hand van thema’s, zoals ontdekkingsreizigers en mensenrechten. Leerkrachten werken met taalrijke teksten uit de krant of kinderliteratuur. ‘Je merkt dat de onderwerpen echt leven onder de kinderen. Ze willen er alles van weten.’
De leesvaardigheid, maar ook het leesplezier verbetert snel na de veranderingen. ‘Kinderen lezen nu veel eerder op een hoger niveau’, zegt directeur Hilleke Postma. Maar dat is niet het enige positieve aan de ommekeer van het onderwijs. ‘Er is nu geld over om extra leerkrachten in te huren voor bijvoorbeeld muziek of drama en mijn groepsleerkrachten te ontzien. Zij kunnen ook hoger worden ingeschaald. Zo kan ik de docent belonen voor de lesvoorbereiding.’ Dat betekent overigens niet dat alle methodes meteen de deur uit zijn gegaan. ‘Soms kan je een methode er best bijpakken voor hulp of houvast, maar wees kritisch.’
Toch loopt Het Stroomdal nog tegen dingen aan. Als je het onderwijs namelijk totaal anders inricht, pas je niet meer in het systeem. De school moet aan het einde van groep acht een toets afnemen32, een van de dingen waar de Onderwijsinspectie op oordeelt33. Die toets sluit in het algemeen aan op de gangbare leesmethodes, niet op het onderwijs dat de school nu geeft. Leerkracht De Vries oefent daarom van te voren met het doen van toetsen. ‘We leren de kinderen dan echt trucjes aan, gefocust op de vraagstelling van de eindtoets. Dat heeft niks met goed leesonderwijs te maken.’
Luc Koning, promovendus bij de Universiteit van Groningen: ‘Uitgevers en toetsmakers gijzelen het leesonderwijs. Cito test nog heel veel leesstrategieën, aan de hand van korte teksten. Uitgevers spelen daarop in. Zo blijven we vastzitten in een cirkel.’
Toetsontwikkelaar Cito zegt in een reactie dat toetsen aansluiten op de wettelijke eisen en niet op ‘gangbare lesmethodes’. Als een school het gebruik van bestaande leesmethodes loslaat, is dat ‘een eigen keuze’ zegt de toetsenmaker, net als oefenen voor een toets.
Steeds meer leerkrachten en scholen kiezen ervoor om hun onderwijs om te gooien. Op de Paschalisschool in Den Haag stoppen ze binnenkort deels met verschillende lees- en spellingmethodes. ‘De leerkrachten hebben tot 1 januari om te oefenen zelf een goede les te ontwerpen, met de huidige lesmaterialen’, vertelt directeur Arjan van der Haar. ‘We zijn jarenlang door de trechter van uitgeverijen geduwd waardoor we zelf niet meer nadachten.’ Maar nu is er een kentering gaande, meent Van der Haar. ‘We kijken nu kritisch naar het aanbod. Wie is hier nou de baas? We willen zelf weer bepalen wat onze leerlingen moeten leren.’
Die radicale omslag wekt inmiddels interesse van uitgeverijen. Noordhoff kwam op bezoek bij de school in Zuidlaren. ‘Ze zijn benieuwd hoe ons onderwijs eruit ziet en willen ontdekken of zij daar ook iets mee kunnen in hun methodes’, lacht de directeur.
Dit onderzoek kwam tot stand met steun van het Cornelis Goekoop Fonds.
-
Artikel 23, Het openbaar en bijzonder onderwijs, De Nederlandse Grondwet ↩
-
Dertig jaar privatisering, verzelfstandiging en marktwerking, Wetenschappelijke raad voor het regeringsbeleid, 2012 ↩
-
Publicatie van het ministerie van OCW, kerndoelen primair onderwijs, 2006 ↩
-
[Leesvaardigheid Nederlandse tieners naar dieptepunt,]{.underline} Trouw, Merijn van Nuland en Eline van Suchtelen, 5 december 2023 ↩
-
PISA-2022 in vogelvlucht (OESO), Universiteit Twente, het Expertisecentrum Nederlands en KBA Nijmegen. ↩
-
Uit een gesprek met Snappet-oprichter Martijn Allessie ↩
-
Naast Snappet worden onder meer Gynzy, Taalzee, Rekentuin, Bingel en Squla op scholen gebruikt ↩
-
Monitor Leskwaliteit wijst uit veel kansen om lessen te verbeteren - Onderwijsinspectie ↩
-
Kamerbrief met kabinetsreactie IBO Koersen op kwaliteit en kansengelijkheid (18-04-2023) ↩
-
Blijkt uit gesprekken met onderzoekers Sanne van Wetten, Mirte Dikmans en Adrie Visschers. ↩
-
De achternaam van leerkracht Eline is bekend bij de redactie ↩
-
De effecten van Snappet, Universiteit Twente, J.M. Faber en A.J. Visscher (januari 2016). The effects of a digital formative assessment tool on spelling achievement: Results of a randomized experiment, Elsevier, J.M. Faber en A.J. Visscher (juli 2018) ↩
-
Veelgestelde vragen schoolbegeleidingsdiensten website VNG ↩
-
Blijkt uit de excelsheet van Margreet de Vries die platform Investico heeft ingezien ↩
-
Quote 500 - 30 oktober 2023 ↩
-
Gepubliceerde aanbestedingen op Tenderned ↩
-
De overige 1 procent van de aanbestedingen voor het leveren van onderwijsmiddelen ging naar Beto Schoolartikelen B.V. ↩
-
Lees hier de uitspraak van het kort geding. Lees hier de uitspraak van het hoger beroep ↩
-
Blijkt uit onder meer berichtgeving van de Vereniging voor openbare en algemeen toegankelijke scholen (VOS/ABB) en de Correspondent. De kamerbrief is nu offline. ↩
-
Miljoenen voor schoolbiebs en leescoaches: ‘Leesniveau kinderen moet echt beter’ ↩
-
Leesvaardigheid Nederlandse scholieren duikt ver onder internationaal gemiddelde ↩
-
Bekijk hier de resultaten van PISA-2022 ↩
-
Effecten van leesmethoden op leesprestaties, Pedagogische Studiën, Huub van den Bergh, Jan Rijks & Michel Zwarts (2000) ↩
-
Begrijpenderwijs: een evaluatie van het onderwijs in begrijpend en studerend lezen op de basisschool, Inspectie van het Onderwijs (1996) ↩
-
Effecten van leesmethoden op leesprestaties, Pedagogische Studiën, Huub van den Bergh, Jan Rijks & Michel Zwarts (2000) ↩
-
Blijkt uit zowel een gesprek met SLO als uit verschillende rapporten zoals Balans over leesstrategieën in het primair onderwijs | PPON-reeks nummer 35, Moelands, F., Jongen, I., van der Schoot, F., & Hemker, B. (juni 2007) en Effecten van leesmethoden op leesprestaties, Pedagogische Studiën, Huub van den Bergh, Jan Rijks & Michel Zwarts (2000). ↩
-
Balans over leesstrategieën in het primair onderwijs | PPON-reeks nummer 35, Moelands, F., Jongen, I., van der Schoot, F., & Hemker, B. (juni 2007) ↩
-
Rijke teksten voor alle leerlingen, Tijdschrift Taal, Ulrike Burki, Heleen Rijckaert en Carlijn Pereira (februari 2023) ↩
-
Artikel 23, Het openbaar en bijzonder onderwijs, De Nederlandse Grondwet ↩
-
Scholen zijn sinds het schooljaar 2014/2015 verplicht om een eindtoets af te nemen en een leerlingvolgsysteem (LVS) te gebruiken. ↩
- Lees meer over
- basisonderwijs
Wilt u onafhankelijke onderzoeksjournalistiek ondersteunen? Word Vriend van Investico