Onderzoek met bronnen
Terug naar de keukentafel
Werkgevers huren hun personeel zo flexibel mogelijk in tegen zo slecht mogelijke arbeidsvoorwaarden en voor zo weinig mogelijk loon. Waar ging het mis?
‘One Team’, prijkt op de rug van de rode polo’s van de zes mannen op de ‘tabakszolder’ van tabaksfabriek BAT Niemeyer in Groningen. Het is er altijd twintig graden, de lucht is vochtig en de atmosfeer vies en muf.
In deze opslagruimte wordt dag en nacht gewerkt. Bij de liftschacht wachten mannen op de enorme metalen bakken vol natte, warme tabak die afdalen van de productieafdeling. Ze slepen de bakken, soms van driehonderd kilo, naar de droogruimte. Collega’s brengen de tabak later naar machines, anderen kieperen de bakken om op lopende banden. Op de volgende afdeling dragen de werknemers geen rode polo’s maar blauwe. Zij mogen geen contact hebben met de mannen op de tabakszolder. Die is sinds 2015 namelijk strikt het terrein van Tempo-Team Outsourcing en heeft op papier niets meer te maken met de rest van tabaksfabriek Niemeyer.
‘Begin 2015 werden we bij elkaar gezet in een zaaltje’, zegt Marc. ‘Iemand van het hoofdkantoor vertelde dat Tempo-Team een nieuw concept aan het ontwikkelen was.’ De mannen op zolder zouden geen uitzendkrachten meer zijn, maar ‘flexwerkers’. Hun loon bleef hetzelfde, en verder zou er ook niet zoveel veranderen. ‘Hij vroeg of we akkoord gingen. Tja, als dat het was, dan zou het wel goed zijn, toch?’
Word nu Vriend van Investico en versterk de onderzoeksjournalistiek in Nederland
Het werk zelf veranderde inderdaad niet. Maar de arbeidsvoorwaarden wel. Marc, die niet met zijn echte naam in de media wil, werkte met tussenpozen al tien jaar als uitzendkracht voor BAT Niemeyer. Hij kende het productieproces op de zolder beter dan de nieuwe voormannen van Tempo-Team Outsourcing. Maar waar hij als uitzendkracht nog bijna hetzelfde kreeg betaald als vaste werknemers werden het uurloon en de toeslagen nu lager. Het enige wat veranderde, waren zijn rechten als werknemer.
Koploper
De situatie op de tabakszolder illustreert de grootste verandering op de arbeidsmarkt van de afgelopen kwart eeuw. Bijna veertig procent van de werkenden, ruim drie miljoen Nederlanders, werkt op een tijdelijk contract, als uitzendkracht of als zzp’er. Sinds 2003 kwamen er bijna een miljoen werkenden bij, maar verdwenen meer dan 250.000 vaste banen. Nederland loopt voorop in Europa, onze arbeidsmarkt is net zo flexibel als die van Spanje en Griekenland.
Dit jaar waarschuwden De Nederlandsche Bank, het Internationaal Monetair Fonds, de Europese Commissie en het verbond van geïndustrialiseerde economieën OESO voor de negatieve gevolgen van de enorme flexibilisering in Nederland. De strijd tegen flexibel werk is momenteel de eerste prioriteit van vakbond FNV. En zowel het huidige als het vorige kabinet maakte wetten om flexibele arbeid aan banden te leggen, nog zonder veel resultaat.
Hoe kon het nu juist in Nederland zo uit de hand lopen? Hier hadden we toch het poldermodel, waarmee we in goed overleg de scherpe randjes van het kapitalisme af konden vijlen?
Platform voor onderzoeksjournalistiek Investico sprak voor De Groene Amsterdammer en Trouw met werkgevers en werknemers, met arbeidswetenschappers en met bijna twintig vakbondsvrouwen en -mannen. We ontdekten dat een akkoord tussen vakbeweging, werkgevers en de uitzendbranche uit 1996 een sleutelmoment was. Hoewel dit akkoord een oplossing moest bieden, droegen de afspraken juist bij aan nog sterkere flexibilisering. En door de jubelstemming na het akkoord reageerde de polder te laat. Vakbonden worstelden met de vraag of ze flexwerk moesten reguleren of bestrijden, werkgevers en uitzendbureaus vonden steeds weer nieuwe mazen in de wet. Door de schijnbaar goede verhoudingen in de polder kon het flexwerken oprukken.
De trein dendert tot op de dag van vandaag door. Niet alleen op de tabakszolder ging het mis. Zelfs op universiteiten werken onderzoekers en onderwijzers veel langer op tijdelijke contracten dan volgens de wet mag. In de Amsterdamse horeca koppelt een online platform inmiddels werkgevers aan zzp’ers, om zo het onderscheid tussen werkgever en werknemer definitief te laten verdwijnen. Daarmee verdwijnen ook de verworvenheden waar werknemers een eeuw voor hebben gestreden, zoals het minimumloon, pensioenen en verzekeringen tegen arbeidsongeschiktheid en ziekte.
‘Het is moeilijk te verklaren waarom de flexibilisering hier zo veel verder is doorgeslagen dan in andere landen. Dat lukt me eigenlijk niet.’ Paul de Beer is bijzonder hoogleraar arbeidsverhoudingen aan de Universiteit van Amsterdam en dé autoriteit op het gebied van arbeidsvraagstukken. Maar ook hij kan nauwelijks verklaren waarom Nederlandse bedrijven er massaal voor kiezen hun mensen flexibel in te huren.
De Beer weet zeker wat de hoofdoorzaak níet is: ‘Je hoort steeds dat het door globalisering en robotisering komt. Maar dat vindt overal plaats en toch lopen we in Nederland voorop.’ Bovendien, zegt hij zijn de sectoren met de meeste flexibele arbeid, zoals de horeca- en cultuursector, nu juist het minst gevoelig voor globalisering en robotisering. Ook economische voor- of tegenspoed biedt maar een deel van de oplossing. De crisis van 2008 versnelde de flexibilisering wel, maar de spurt was ruim vijf jaar daarvoor al ingezet.
De econoom komt uit bij sociologische argumenten: ‘Er is een cultuurverandering geweest. Het is normaal geworden om te concurreren op contractvormen.’ Die verandering kon plaatsvinden door een akkoord tussen bonden en werkgevers uit 1996. Toen werden de regels voor tijdelijke contracten versoepeld en werd uitzendwerk gereguleerd. Een nieuw akkoord over flexibele arbeid kwam pas in 2013. In de tussentijd nam de flexibilisering enorm toe. Niet door globalisering en robotisering dus, maar door keuzes en beleid.
Poldermodel
Op 19 september 1997 kreeg het poldermodel een prijs. De Duitse Carl Bertelsmann Stichting vond ‘de Nederlandse verantwoordelijke politiek van kleine stappen’ zo prijzenswaardig dat ze er driehonderdduizend D-mark voor uitreikte. FNV-voorzitter Lodewijk de Waal en Hans Blankert, voorzitter van werkgeversorganisatie VNO-NCW, reisden samen naar het Duitse Gütersloh om de cheque aan te nemen. ‘We gingen nog even met elkaar op de foto’, zegt De Waal daar nu over. ‘Al die Duitsers verklaarden ons voor gek. Een vakbondsman en een werkgever samen, dat kon volgens hen echt niet.’
_Lodewijk de Waal (FNV) en Hans Blankert (VNO-NCW) kregen de Carl Bertelsmann Preis in Duitsland voor het poldermodel.
Beeld door:
Foto: Bert Verhoeff / HH_
Het poldermodel paste bij uitstek bij de jaren negentig. Met het communisme verdween de grote vijand, de ideologische strijd leek gestreden. Het was de tijd van Tony Blairs Derde Weg en van de New Democrats van Bill Clinton. Tijdens een conferentie over die Derde Weg in 1999 prees Clinton zijn ‘vriend’ Wim Kok: ‘Hij was hier al mee bezig jaren voordat wij dat waren. Wij hebben er alleen maar een mooi label opgeplakt.’
Toch liep het paarse kabinet van oud-vakbondsleider Wim Kok aanvankelijk niet weg met de polder. De coalitiepartijen vonden het sociaal overleg maar een ouderwets CDA-instrument. Toen minister van Sociale Zaken Ad Melkert in 1995 iets wilde doen aan het toenemende aantal uitzendkrachten en tijdelijke contracten betrok hij de bonden en werkgevers daar dan ook niet bij. Maar de coalitiepartijen kwamen er onderling niet uit en Melkert besloot toch de polder in te schakelen. De Stichting van de Arbeid, waarin bonden en werkgevers samen overleggen, wist in 1996 wél tot een akkoord te komen.
In de nota Flexibiliteit en zekerheid werd uitzendarbeid beter gereguleerd en werden de regels rondom tijdelijke contracten versoepeld. De uitwassen van flexibiliteit moesten volgens het akkoord tegelijkertijd worden bestreden. De auteurs vreesden voor ‘een legertje arbeidsnomaden, die doorlopend van de ene naar de andere tijdelijke baan onderweg zijn, met alle onzekerheden van dien’. Dit aan de keukentafel van De Waal bezegelde akkoord, cruciaal voor het succes van het poldermodel, ging de geschiedenis in als het ‘keukentafelakkoord’.
Keukentafel
‘Dit is wel een andere tafel dan die in ’96, hoor.’ Lodewijk de Waal, destijds coördinator arbeidsvoorwaarden van de FNV, is opnieuw de gastheer en zet koffiekopjes op tafel. De gesprekspartners zijn dezelfde als 22 jaar geleden.
Naast hem zit Niek Jan van Kesteren, toenmalig directeur Sociale Zaken van VNO-NCW. Hij werd later directeur van deze werkgeverskoepel en is nu senator voor het CDA. Ook Fred van Haasteren is er weer bij. Hij was bestuurslid van uitzendgigant Randstad en vertegenwoordigde de uitzendbranche. ‘Lodewijk kon geen oppas regelen’, vertelt hij, dus spraken ze maar bij hem thuis in Haarlem af.
‘Het was midden in de winter, het had net gesneeuwd’, vertelt Van Haasteren. ‘Ik had Niek Jan thuis opgehaald, maar navigatie bestond nog niet en we konden het niet vinden. We moesten bij een snackbar om de weg vragen.’ Eenmaal aangekomen kwamen de flesjes Heineken op tafel en was de sfeer meteen goed.
Die avond moesten knopen worden doorgehakt over de toekomst van het uitzendwerk. De vakbond zag uitzendbureaus altijd al als uitbuiters en een deel van De Waals achterban had ze het liefst verboden. Maar De Waal wilde juist dat uitzendkrachten normale werknemers werden, met een CAO, een pensioen en uitzicht op een vast contract. Uitzendbureaus moesten een vergunning aanvragen bij de overheid en voelden zich tweederangs werkgevers. Zij wilden af van die vergunningplicht. Die avond sloten de onderhandelaars een compromis. Van Kesteren: ‘De vakbonden erkenden uitzendbureaus als normale werkgevers en de uitzendbureaus zouden hun werknemers als normale werknemers gaan behandelen.’
Vergunningsplicht
Juist dit deel van het akkoord is gaan woekeren. ‘Iedere idioot kan nu een uitzendbureau beginnen’, zegt Jeroen Brandenburg. Hij is bijna tien jaar FNV-bestuurder, maar werkte daarvoor ruim zes jaar voor de uitzendbureaus Vedior en Randstad. ‘Het was een grote fout om de vergunningplicht af te schaffen.’ Het gevolg is een explosie van uitzendbureaus: van een kleine zeshonderd eind jaren negentig tot meer dan achtduizend nu.
‘Toen ik bij Vedior zat, beschouwden we uitzendwerk als opstap naar een vaste baan’, vertelt Brandenburg. ‘Na zes maanden uitzendwerk waren de meesten ook wel binnen. Nu is dat radicaal anders. De branche is een soort Wilde Westen geworden.’ Niet alleen blijven werknemers eindeloos in uitzendwerk hangen, ook hebben uitzendbureaus allerlei manieren bedacht om de uitzend-CAO te omzeilen en slechts het minimumloon te hoeven betalen. ‘Er is een drang om het steeds goedkoper te doen.’ En niet alleen de kleintjes, ook multinationals als Randstad, het grootste uitzendbureau ter wereld, doen eraan mee. ‘De grote bureaus zeiden: ja kijk, het mag, en het gebeurt, dus waarom mogen wij het niet?’ Slimme arbeidsjuristen weten altijd wel een nieuwe constructie te bedenken.
‘Contracting! Nu wordt het pas echt spannend.’ Brandenburg vecht al jaren tegen het gebruik van die flexconstructie in bijvoorbeeld de bloemenhandel. Uitzendbureaus als Tempo-Team (onderdeel van Randstad Group) nemen voor een bedrijf een deel van het productieproces over. Hiervoor huren ze een dochter-bv in, bijvoorbeeld Tempo-Team Outsourcing, die mensen levert om de klus te klaren, met het materieel en op de locatie van het bedrijf zelf. Je zou denken dat die dochter-bv ook een uitzendbureau is. Maar dat ontkennen de bureaus. ‘Ze beweren dat ze niet uitzenden, maar de “opdracht” overnemen.’ Zo zouden ze de gehele verantwoordelijkheid voor dit deel van de productie op zich nemen. ‘Maar dat is vaak een schijnconstructie’, zegt Brandenburg.
Het werk op de tabakszolder van Niemeyer wordt ook voorgesteld als een afgesplitste klus met eigen ‘leiding en toezicht’ van het uitzendbureau. Volgens de FNV bepaalt het bedrijf echter nog steeds wat er op de werkvloer gebeurt. Maar omdat Tempo-Team volhoudt dat het geen uitzendwerk meer is maar ‘contracting’ vallen de werknemers niet onder de uitzend-CAO, maar onder de eigen regeling van Tempo-Team Outsourcing. Daardoor krijgen ze lagere lonen en lagere toeslagen voor hetzelfde werk.
Voor de betrokken werknemers gaat het om grote bedragen. In het Groningse geval krijgen ‘flexwerkers’ van Tempo-Team Outsourcing bruto 63 procent van wat een vaste kracht zou moeten verdienen voor vergelijkbaar werk, en 68 procent ten opzichte van een uitzendkracht. Ook werken ze op korte, flexibele contracten, lopen ze jaarlijkse loonsverhogingen mis en bouwen ze minder pensioen op, zegt de FNV.
Uit salarisstroken blijkt dat nieuwe ‘flexwerkers’ vanaf hun eerste werkdag op de zolder het uurloon van Tempo-Team Outsourcing kregen, 9,29 euro, in plaats van de 12,66 euro waar vaste en uitzendkrachten recht op hebben. In een folder die de nieuwe flexwerkers ontvingen, noemt het uitzendbureau deze vorm van werk ‘de meest verregaande vorm van flexibilisering’.
Tempo-Team Outsourcing gaf Marc geen nieuw contract, hij heeft nooit te horen gekregen waarom. ‘Toen Tempo-Team Outsourcing met die rode polo’s kwam, ging het werk juist stroever’, vertelt hij. Bijvoorbeeld als de machine vastloopt die de tabak verplaatst. ‘Het makkelijkst was als iemand van de inpak een knop op de zolder indrukte, hij zat er maar vijftig centimeter vanaf. Maar ja, er zat nu ineens een deur tussen.’ Omdat de tabakszolder nu een afgesloten afdeling was geworden, met pasjes om de deuren te openen, mocht de medewerker in blauwe polo niet meer op de zolder komen. Dus belde hij Marc: kon hij de knop indrukken? ‘Later hebben ze prullenbakken tussen de deuren gezet, dat was makkelijker.’ Maar dat mocht niet volgens de contractregels. Een flexwerker die nog wel op de zolder staat, bevestigt dat de afdeling niet onafhankelijk van de fabriek opereert. BAT Niemeyer maakt de planning, BAT Niemeyer bepaalt zowel de hoeveelheid tabak die ze moeten opslaan als de soorten tabak die ze moeten doorsturen, zegt hij. ‘En als er iets misgaat, bellen de Niemeyer-mannen ons.’
BAT Niemeyer stelt in een reactie dat de samenwerking met Tempo-Team Outsourcing het bedrijf in staat stelt ‘zich volledig [te] richten op de kernprocessen binnen de productieketen, waaronder het bewerken van de tabak en het verpakken van de shag’. Tempo-Team Outsourcing is ‘specialist op het gebied van logistieke processen’ en heeft dus ‘volledige verantwoordelijkheid voor de uitvoering’ van een deel hiervan binnen de fabriek. In een persbericht ontkent moederbedrijf Randstad dat het met Tempo-Team Outsourcing ‘willens en wetens de uitzend-CAO ontduikt’ en noemt het de lonen van flexwerkers ‘marktconform’.
De uitzendwereld is de grenzen gaan opzoeken, erkennen de drie heren aan de keukentafel. ‘Absoluut’, zegt ook voormalig Randstad-bestuurslid Van Haasteren. Volgens De Waal was het afschaffen van de vergunningplicht een grote fout. Ze knikken alle drie instemmend. ‘Randstad heeft nu zoveel andere arbeidsvormen dan uitzendwerk’, gaat De Waal verder. ‘Het staat al in de bijbel: de kinderen der duisternis zijn vindingrijk. Er wordt steeds iets nieuws uitgevonden.’
Tijdelijke contract
‘In totaal heb ik elf jaar op tijdelijke contracten hetzelfde werk gedaan.’ Simon werd bij de Universiteit van Amsterdam aanvankelijk aangenomen als docent-promovendus: ‘Veertig procent onderwijs en zestig procent onderzoek. Daar had ik dan vijf jaar de tijd voor.’ Voor zijn proefschrift was dat echter te kort, dus moest hij dat in zijn eigen tijd afmaken en parttime werken als docent. Telkens op een tijdelijk contract, zes jaar in totaal. ‘Ik moest steeds solliciteren naar mijn eigen baan.’
Na het profvoetbal is de wetenschap de meest geflexibiliseerde sector in Nederland, stelde wetenschapsvakbond Vawo vorig jaar. Online medium ScienceGuide concludeerde dit jaar in een serie over de arbeidsvoorwaarden van promovendi dat veel onderzoekers gedwongen worden extra taken uit te voeren om hun financiering rond te krijgen. Soms moeten ze hun proefschrift zelfs afmaken in de WW.
Simon werd na tien jaar aan de UvA niet uitgenodigd voor een sollicitatiegesprek voor zijn eigen functie en begon daarop een interne gerechtelijke procedure. ‘De juridische commissie van de universiteit leek oprecht verbaasd dat dit allemaal gebeurde.’ Hij schikte de zaak en kreeg nu wél een vast contract. Dat wil hij niet in gevaar brengen en daarom wil ook hij niet met zijn echte naam in de media. ‘Ik zie het bij collega’s met een tijdelijk contract. Mensen durven geen actie te voeren omdat ze vrezen dat ze er volgend jaar uit liggen.’
Flexibiliteit
Terwijl iedereen aan de keukentafel van Lodewijk de Waal nog van koffie wordt voorzien, moet het oud-uitzendbaas Fred van Haasteren meteen van het hart: ‘De werkgevers hebben destijds echt hun slag kunnen slaan bij de tijdelijke contracten.’ Tijdelijk werk was in die winter van 1996 namelijk het tweede hoofdonderwerp van de onderhandelingen. Ook toen werkten mensen op eindeloze kettingen van tijdelijke contracten. Eigenlijk mocht zo’n tijdelijke overeenkomst niet langer dan een jaar duren, maar werkgevers omzeilden de termijn door iemand steeds elf maanden in dienst te nemen, met tussenpozen van een maand.
Van dat soort ‘rommelflex’ wilde de vakbond af, maar in ruil eisten de werkgevers meer flexibiliteit. De bonden gaven toe: een werkgever mocht voortaan drie opeenvolgende contracten bieden in drie jaar, voordat iemand vast in dienst moest. De periode tussen twee contracten werd wel verlengd, tot drie maanden. Deze ‘3 x 3-regel’ mocht in afzonderlijke sectoren zelfs nog verder worden opgerekt. Zo zou het tijdelijke contract een veelgebruikte vluchtroute worden voor werkgevers.
‘Als je een beetje kwaadwillend naar de wereld kijkt’, zegt werkgeversvoorman Niek Jan van Kesteren, ‘kun je zeggen dat de werkgevers dit hebben laten gebeuren. Maar dat is niet zo.’ Uitzendman Van Haasteren denkt daar anders over: ‘Die 3 x 3-regel was een grote overwinning voor werkgevers.’ ‘Nou oké’, geeft Van Kesteren toe, maar destijds heeft hij het zo niet ervaren. Van Haasteren wel: ‘Ik dacht toen al meteen: die tijdelijke contracten gaan uitzend inhalen!’
Waar Fred van Haasteren voor vreesde is werkelijkheid geworden: het aantal tijdelijke werknemers nam veel sterker toe dan het aantal uitzendkrachten. En niet alleen op universiteiten. Ook in de horeca, de zorg en het onderwijs werkt een groot deel van de werknemers op een tijdelijk contract. Het percentage tijdelijke werknemers groeide tussen 2003 en 2017 van ongeveer 13 naar ruim 23, dat is bijna een miljoen mensen meer. Ondertussen kan ook de 3 x 3-regel worden omzeild, zoals bij Simon aan de Universiteit van Amsterdam.
Dat heeft grote maatschappelijke gevolgen. ‘Mensen met flexibel werk kopen later een huis en beginnen later aan relaties en een gezin’, zegt Fabian Dekker, arbeidssocioloog bij onderzoeksbureau Regioplan. Bovendien heeft een flexcontract invloed op de identiteit van jonge werkers. ‘Hoor ik wel bij een groep? Voldoe ik nog wel?’ Onderzoek uit Groot-Brittannië en een verkenning van de Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid (WRR) bevestigen Dekkers conclusies. ‘Flexibiliteit klinkt natuurlijk heel aantrekkelijk’, zegt hij, ‘maar die flexibiliteit voor de werkgever is vaak onzekerheid voor de werknemer.’
Vakbond
Waar was de vakbond toen de flexgolf Nederland overspoelde? Flexwerkers horen niet tot de traditionele achterban, dus verdedigde de bond hun belangen minder fel, is een veel gehoord argument. ‘Dat had wel een beetje invloed’, zegt Lodewijk de Waal. Ook gaven bondsbestuurders in afzonderlijke CAO’s ruimte voor langere flextermijnen dan de gebruikelijke periode van drie jaar. ‘Die afspraken waren achteraf niet goed. Men heeft niet overzien wat de gevolgen zouden zijn.’ Als hoofdoorzaak wijst hij echter naar factoren die ze destijds aan de keukentafel tafel niet konden beïnvloeden: globalisering, de instroom van Oost-Europese arbeidsmigranten vanaf 2004 en belastingvoordelen voor zzp’ers. De andere mannen aan tafel knikken instemmend.
‘Het is onzin dat de FNV flexwerkers niet verdedigde.’ Catelene Passchier was ten tijde van het flexakkoord hoofdonderhandelaar van de FNV en secondant van De Waal. ‘Ik ben de enige die bij al die onderhandelingen heeft gezeten.’ Ook zij noemt flexconstructies voor Oost-Europese arbeidskrachten en fiscale voordelen voor zzp’ers als verklaring. En verlenging van de loondoorbetaling bij ziekte: bij vaste contracten moeten werkgevers het loon van zieke werknemers vaak langer doorbetalen dan bij een tijdelijk dienstverband: een grote prikkel voor flex. ‘Terwijl wij probeerden de dijken te verstevigen, werd daarmee op een andere plek de dijk doorgestoken.’
Maar ze steekt ook de hand in eigen boezem: ‘We hebben het destijds heel mooi opgeschreven, maar we hebben onvoldoende geïnvesteerd in verzilvering van de afspraken. Dat is geen jij-bak: ik ben er zelf bij geweest. We hebben te laat ingezet op handhaving van het akkoord. Mede daardoor ontstond een cultuur waarin iedereen flex normaal vindt.’
Temper
‘#kanjer! De ultieme stap naar vrijheid is gezet, lekker bezig!’ mailt het horecaplatform Temper aan zijn nieuwe freelancers. Temper noemt zichzelf een ‘digitaal prikbord’. Horecaondernemers plaatsen er een oproep voor een eenmalige shift, bijvoorbeeld in de bediening of achter de bar. Barista’s, koks of schoonmakers kunnen via Temper op die oproep reageren. De opdrachtgever kiest vervolgens de beste kandidaat op basis van een rating. Net als platforms als Uber en Deliveroo heeft Temper het horecapersoneel niet in dienst; al die obers en koks zijn zzp’er. Bij Temper is niet alleen je contract flexibel, maar ook je baas en je collega’s.
‘Ik ben erg gehecht aan mijn vrijheid en met Temper kan ik zo veel werken als ik wil’, zegt Simon Isaac (26). Hij werkt als barman bij evenementen en restaurants in Amsterdam. Met garderobe- en schoonmaakklussen bouwde hij bij Temper een goede rating op. ‘Dan pas kun je voor de bar of bediening worden gekozen.’ Na elke dienst geeft de opdrachtgever de freelancer een beoordeling tussen één en vijf sterren. Daarbij is ook het no show-percentage belangrijk. Wie ziek is, moet namelijk zelf voor vervanging zorgen. Dat gaat via een WhatsApp-groep met andere ‘tempers’. ‘Als je geen vervanging kunt regelen, kun je het best toch zelf gaan. Je moet voor die gemiste shift namelijk honderd euro betalen.’
Dit is geen race to the bottom, schrijft Temper in een nota aan de Tweede Kamer, maar een quest toward quality. Op dit moment werken er al meer dan 33.000 zzp’ers via het platform, dat vooral in Amsterdam actief is. Per gewerkt uur krijgt Temper één euro van hen en twee euro van hun opdrachtgever. Maar die laatste draagt geen pensioen- en sociale-zekerheidspremies af en is dus eigenlijk altijd goedkoper uit. ‘Ik snap dat mijn tarieven hoger zijn omdat ik geen pensioen opbouw en niet verzekerd ben’, zegt Isaac. ‘Maar ik ben pas 26 en fysiek in orde, dus ik denk niet dat er snel iets zal gebeuren.’
Net zoals bij uitzendwerk in de jaren negentig weet de FNV niet goed of ze Temper moet bestrijden of reguleren. In juni dit jaar kondigde FNV Horeca een samenwerking met Temper aan om ‘de horecaprofessional te beschermen’. Maar uitzendafdeling FNV Flex ziet Temper juist als uitzendbureau dat sociale premies en loonbelasting ontduikt door alleen met zzp’ers te werken. De uitzendbond riep het algemene bondsbestuur daarom op om de samenwerking te verbieden. Vooralsnog gaat die door, hoewel ook FNV-bestuurslid Zakaria Boufangacha Temper een verkapt uitzendbureau noemde: ‘Ze willen niet de lasten van het werkgeverschap, maar wel de winsten.’
ZZP
‘Bedrijven wentelen risico’s af op werkenden’, beaamt Marjan van Noort, hoofd van het Expertisecentrum Zelfstandigen van de FNV. Oorspronkelijk waren zelfstandigen kleine ondernemers die niet wilden groeien, legt ze uit. Maar nu heten ze zzp’ers en huren bepaalde bedrijven hen in om werk te doen waar ze voorheen mensen voor in loondienst namen. Zzp’ers krijgen geen pensioen en zijn niet verzekerd tegen arbeidsongeschiktheid. Zo zijn bedrijven goedkoper uit. ‘Het is een verdienmodel geworden.’ De FNV startte eerder dit jaar een rechtszaak tegen maaltijdbezorger Deliveroo, omdat die zijn koeriers dwong om zzp’er te worden. Eerder voerde de bond actie tegen schijnzelfstandigen in de bouw en de pakketbezorging.
‘Er is daarnaast een grote groep “niet-ondernemende zzp’ers”’, zegt Van Noort. ‘Die komen prima rond als zelfstandige, maar zijn eigenlijk helemaal geen ondernemer, omdat ze bijvoorbeeld jarenlang maar één opdrachtgever hebben.’ Ze hebben wel voordeel van de fiscale regelingen voor zzp’ers; ze betalen bijvoorbeeld geen belasting over de eerste ruim twintigduizend euro van hun inkomen. Zo helpt de overheid werkgevers die besparen door zzp’ers in te zetten een handje. ‘Een slechte ontwikkeling’, zegt Van Noort, ‘het ondermijnt ons sociale stelsel.’
Ruim een miljoen Nederlanders werken nu als zelfstandige, bijna zeventig procent meer dan in 2000. Uit de cijfers blijkt dat lang niet al die mensen even tevreden zijn over hun leven als zelfstandige. Eén op de zes zzp’ers wil graag meer uren maken, terwijl maar één op de zestien vaste werknemers dit wil. Bijna één op de tien zzp’ers loopt risico op armoede, een kwart van die mensen daarvan zelfs langdurig, berichtte het CBS eerder dit jaar. Deze aantallen zijn bijna vijf keer zo hoog als die voor vaste werknemers.
Volgens Van Noort, dochter van twee ondernemers – ‘mijn vader had een benzinepomp en een groothandel, mijn moeder een bejaardentehuis’ – moet de FNV ook zelfstandigen organiseren. Sommige fracties in de bond hebben hier altijd moeite mee gehad: zzp’ers zouden werk inpikken van mensen in loondienst. Die houding verandert nu. Dit voorjaar erkende het ledenparlement van de FNV dat de zelfstandigen in de achterban ondersteuning verdienen. Maar buiten het FNV-hoofdkantoor prijkt de slogan van de bond op een transformatorhuisje: ‘Voor alle werknemers’. Van Noort: ‘Dat had “Voor alle werkenden” moeten zijn, die strijd moet ik blijven voeren.’
Overkoepelende strategie
In de euforie na het keukentafelakkoord dachten de sociale partners dat ze de flexibilisering van de Nederlandse arbeidsmarkt succesvol aan banden hadden gelegd. Ze mochten tevreden zijn: kapitaal en arbeid waren er samen uitgekomen en bovendien stond het poldermodel nu wereldwijd op de kaart. Toch liep het uit de hand. De mannen aan de keukentafel wijzen nu naar brede maatschappelijke veranderingen – arbeidsmigratie, globalisering – als belangrijkste oorzaak. Maar ook hun akkoord speelde een grote rol.
Het duurde te lang voordat de bond een overkoepelende strategie ten aanzien van flexibel werk uitzette, erkennen FNV-bestuurders nu. Mede door de euforie na het keukentafelakkoord had de FNV geen plan om de nieuwe regels uit het akkoord te handhaven. De bond liet in afzonderlijke CAO’s meer flexwerk toe dan oorspronkelijk de bedoeling was en vond het lastig de belangen van de oorspronkelijke achterban en een nieuwe pool van flexwerkers en zzp’ers te combineren. Bij nieuwe vormen van flexibel werk bleef ze schipperen tussen bestrijden of reguleren.
Nederlandse werkgevers zijn het normaal gaan vinden hun personeel zo flexibel mogelijk in te huren. Goed werkgeverschap zit in deze race naar beneden alleen maar in de weg, lage arbeidskosten zijn een concurrentievoordeel, flexibiliteit is een verdienmodel. En bij iedere poging om de flexibilisering in te dammen, verzinnen slimme arbeidsjuristen wel weer een vluchtweg.
Ook werknemers beschouwen hun onzekere positie op de arbeidsmarkt inmiddels als de normaalste zaak van de wereld. Wilden de auteurs van het keukentafelakkoord in 1996 nog voorkomen dat er een ‘groeiend legertje van arbeidsnomaden’ zou ontstaan, inmiddels is het de vraag wat we met dit leger aan moeten.
Investico werkt altijd samen met andere media. Zo versterken we de onderzoeksjournalistiek in Nederland.
‘Ik vraag me af wat we kunnen doen’, zegt voormalig Randstad-man Fred van Haasteren aan de houten tafel. ‘Daar gaan wij niet meer over, Fred’, reageert oud-vakbondsvoorzitter Lodewijk de Waal. ‘Ja, maar toch.’ De huidige benadering, zegt Van Haasteren, is pleisters plakken en hopen dat dat helpt. Je zou juist het hele systeem van leren, werken en verzekeren opnieuw moeten doordenken. ‘Niets doen is geen optie, dan zijn we straks terug in de negentiende eeuw. En allemaal dagloner.’
Hebben de werkgevers niet gewoon gewonnen? ‘Niet zoals ik het zie’, zegt oud-werkgeversvoorman Niek Jan van Kesteren. ‘Dit is niet het soort overwinning dat de moeite waard is. Ik maak me juist zorgen.’ Natuurlijk zijn mensen blij dat de economie floreert en de werkloosheid laag is. Maar een lage werkloosheid vanwege veel onzekere banen is ook niet alles. ‘Je moet je afvragen: is dit sociaal goed?’
Mensen hebben volgens Van Kesteren behoefte aan meer zekerheid. ‘Dat ze wanneer ze opstaan niet hoeven te denken: hoe verdien ik mijn geld volgende week?’ Er is nu te veel onzekerheid, maar die vertaalt zich niet meer naar maatschappelijke of politieke actie. ‘In onze tijd ging het altijd over de vraag: arbeid versus kapitaal, hoe moet dat? Die sociale kwestie lijkt nu verdwenen. Jonge mensen zeggen dat ze opgroeien in een tijd waarin je zelf je kansen moet pakken. Dat is toch een slagje anders dan hoe mijn generatie ernaar kijkt.’
‘Ik verbaas me erover dat de vakbond geen toestroom van mensen heeft’, zegt de voormalige voorzitter van werkgeversclub VNO-NCW. ‘En dat de SP geen dertig Kamerzetels heeft.’ Er is wel ongenoegen, zegt hij, maar dat lijkt te zijn verschoven naar moslims, naar Polen, naar de Brexit. Of misschien ervaren mensen het minder heftig dan hij denkt? Anders zou het niet zo rustig blijven. ‘Waarom vertaalt dit zich niet in politiek en maatschappelijk verzet? Is de ellende dan niet zo groot?’
Wilt u onafhankelijke onderzoeksjournalistiek ondersteunen? Word Vriend van Investico