Controlerende rol Tweede Kamer

Wat geeft de wetgever om de wetten?

De Plenaire Zaal van de Tweede Kamer, februari 2021 Beeld door: Phil Nijhuis / ANP

Nieuws

Tweede Kamer had nog nooit zo weinig tijd en aandacht voor wetgeving

De Tweede Kamer besteedt steeds minder tijd en aandacht aan het controleren van nieuwe wetten. Tussen 2011 en 2019 halveerde het aantal keren dat de Kamer in de plenaire zaal een wet bespreekt: van 141 in 2011 naar slechts 65 maal in 2019. Debatten over wetgeving worden verdrongen door actuele problemen die de plenaire agenda domineren. Ook belangrijke wetten worden steeds vaker door Kamercommissies behandeld in kleine zaaltjes achteraf, met weinig aandacht van pers en publiek. 

Overleg in commissies was ooit bedoeld om in kleine kring de technische details van een wet te bespreken, zodat het daarna in de plenaire zaal over de politieke keuzes kon gaan. Inmiddels zijn technische commissievergaderingen de standaard vervanger geworden van het plenaire debat. Ook worden steeds meer wetten helemaal niet besproken: onder Balkenende-IV (2007-2010) werd 32 procent van alle wetten zonder debat aangenomen, nu is dat 38 procent. Dit blijkt uit een data-analyse van het Kamerwerk van platform voor onderzoeksjournalistiek Investico met radioprogramma Argos, onder meer voor dagblad Trouw en weekblad De Groene Amsterdammer van alle 374 wetten die onder Rutte-III zijn afgehandeld. De effecten van de coronacrisis, waardoor de Kamer minder vaak bijeen kan komen, zijn in de resultaten eruit gefilterd.

Blijf op de hoogte van onze onderzoeken. Meld je aan voor de nieuwsbrief

Vooral kleine fracties laten verstek gaan

Daar waar wetten worden gemaakt, laten sommige Kamerfracties zich nauwelijks zien. De PVV, met twintig zetels de grootste oppositiepartij, was bij een kwart van alle wetgevingsdebatten afwezig. Bij wetgevingsoverleggen in commissies was dat nog minder, namelijk ruim dertig procent. Kleinere fracties – waarvan er door versnippering steeds méér zijn – laten nog vaker verstek gaan. De PvdA liet in de afgelopen regeerperiode zelfs bijna vier op de tien debatten over wetgeving schieten. Forum voor Democratie was bij 95 procent van alle wetgevingsdebatten absent. Veel wetgeving wordt alleen nog besproken door de grote partijen, vaak uit de coalitie. 

De plenaire vergaderzaal, die is ingericht voor politieke debatten, wordt steeds vaker gebruikt om te reageren op actualiteiten en politieke incidenten. ‘Wetgeving wordt verschoven om ruimte te maken voor de dagdagelijkse paniekaanval’, zegt André Bosman (VVD), die al tien jaar in de Kamer zit. Een commissie onder leiding van Kees van der Staaij (SGP) kreeg in 2018 de opdracht om ‘groot onderhoud’ te plegen aan het Reglement van Orde van de Kamer, dat eens in de 25 jaar wordt herzien. Ook die commissie stelt een ‘wildgroei aan debatten’ vast, waardoor de plenaire agenda te vol stroomt.

‘Wetgeving wordt verschoven om ruimte te maken voor de dagdagelijkse paniekaanval’

Niettemin draagt die commissie als oplossing aan om nóg minder wetsvoorstellen plenair te behandelen. ‘We willen af van het idee dat het zaaltje waar je zit uitmaakt voor de relevantie’, zegt commissielid Michiel van Nispen (SP). 

Plenaire zaal maakt plaats voor achterkamer

De plek maakt wel degelijk verschil, zegt bijzonder hoogleraar parlementair stelsel Bert van den Braak. Als wetten niet meer plenair worden besproken ‘is het gevolg dat wetgeving meer uit het zicht wordt geplaatst.’ ‘Dat is killing voor het parlement’, zegt ook hoogleraar staats- en bestuursrecht Wim Voermans. ‘Kamerleden mogen nu in een achterkamertje, waar niemand hen ziet, meedenken over een nieuwe wet. Maar politiek kapitaal ga je er niet van krijgen. En zonder politiek kapitaal ben je als volksvertegenwoordiger vleugellam.’

Kamerleden zijn het daar vaak mee eens, blijkt uit gesprekken die Investico voerde. ‘Belangrijke wetten moeten gewoon in de plenaire zaal besproken worden. Dat hoort’, zegt Kathalijne Buitenweg (GroenLinks). ‘Daar wordt de minister beter tot de orde geroepen.’ Toch moest bijvoorbeeld het wetgevingsdebat over het repareren van aardbevingsschade aan Groningse huizen afgelopen februari wijken voor een coronadebat. 

Waar de Kamer wel steeds actiever mee is, zijn wetten die Kamerleden zelf schrijven. Onder Rutte-III dienden Kamerleden bijna twee keer zo vaak een zogenoemd initiatiefwetsvoorstel in als tien jaar geleden. Maar de Kamer was daarmee ook twee keer minder effectief: van alle 56 initiatiefwetten werden er slechts negen aangenomen. 

Bovendien liggen veertien initiatiefwetsvoorstellen al meer dan een jaar stil, omdat de indiener er niks meer mee doet. ‘Er wordt veel ingediend om het indienen’, zegt bijzonder hoogleraar Bert van den Braak. ‘Veel initiatiefwetten worden geschreven als signaal naar de buitenwereld, en minder om echt resultaat te bereiken.’

Verantwoording

Investico is radicaal transparant. In verantwoordingsdocumenten maken wij onze onderzoeksmethodes en resultaten openbaar zodat publiek en andere onderzoekers ons werk kunnen controleren en erop kunnen voortbouwen. In de longread van het onderzoek hieronder verwijzen noten naar het bronmateriaal. Wilt u meer weten over onze missie en methode? Lees meer

Onderzoek met bronnen

Wat geeft de wetgever om de wetten?

De Plenaire Zaal van de Tweede Kamer, februari 2021 Beeld door: Phil Nijhuis / ANP

De Tweede Kamer besteedt steeds minder tijd en aandacht aan het controleren van nieuwe wetten. Aandacht daarvoor komt in het gedrang door een ‘wildgroei aan debatten’ over de actualiteit.

‘Pas als er problemen zijn, springt de Kamer op en roept schande’, vertelt vertrekkend Kamerlid André Bosman (VVD). Hij leidde de veelbesproken commissie die onderzoek deed naar problemen bij uitvoeringsorganisaties zoals het UWV en de Belastingdienst. Na de verkiezingen verlaat hij na tien jaar het Binnenhof, maar op de valreep heeft het onderzoek hem nog veel geleerd. Ongeveer één op de vijf Nederlanders wordt eigenlijk niet geholpen door deze overheidsdiensten, stelt hij vast. Regels die kwetsbare burgers zouden moeten helpen, brengen hen vaak juist in de problemen. Het zijn slecht gemaakte regels, stelt de commissie vast,1 en dat komt onder meer door de Tweede Kamer. De Kamer heeft ‘een gebrek aan interesse in haar medewetgevende taak.’ 

En toch: de conclusies van Bosman zijn hard, maar niet nieuw. Al ruim tien jaar concludeert de Kamer in ‘zelfreflecties’ en introspecties dat zij zich meer zou moeten bezighouden met wetgeving en minder met de waan van de dag.2 Schuldbewust spreken Kamerleden dan uit dat het eens gedaan moet zijn met de ‘ADHD-politiek’ of ‘scorebordpolitiek’. Van GroenLinks tot Forum voor Democratie wordt, met opzichtige deemoed, de zelfkritiek van harte onderschreven. 

Word nu Vriend van Investico en versterk de onderzoeksjournalistiek in Nederland

Steun ons

De wetgevende Kamer in cijfers

Maar hoe erg is het nu echt gesteld met de Kamer als medewetgever? Doen de volksvertegenwoordigers hun werk aantoonbaar slecht? Verkwanselen ze hun medewetgevende taak door gebrek aan ‘aandacht’ en ‘interesse’, zoals de onderzoekscommissie schreef? Door een gebrek aan discipline? Moet ieder Kamerlid, net als de alom geprezen Pieter Omtzigt (CDA) elk avonduurtje benutten om vlijtig wetteksten door te vlooien? 

Platform voor onderzoeksjournalistiek Investico maakte voor De Groene Amsterdammer, Trouw en Argos aan het einde van Rutte-III letterlijk de balans op: in cijfers. We pluisden de Kamerarchieven uit om te onderzoeken hoe de Tweede Kamer als medewetgever heeft gefunctioneerd. We bekeken de instrumenten die Kamerleden gebruiken om de kwaliteit van wetgeving te beïnvloeden, en vergeleken die scores met tien jaar geleden, onder Balkenende-IV. 

Gebrek aan interesse in wetgeving kan je de huidige Kamer in ieder geval niet verwijten, blijkt uit ons onderzoek. Nog nooit schreven Kamerleden zo vaak zélf een wet buiten de ministeries om. Onder Rutte-III dienden Kamerleden bijna twee keer zo vaak een zogenoemd initiatiefwetsvoorstel in als tien jaar geleden. Maar de Kamer was ook twee keer minder effectief: van alle 56 initiatiefwetten werden er slechts negen aangenomen. ‘Veel zijn bedoeld voor de buitenwereld en minder om een resultaat te behalen’, concludeert bijzonder hoogleraar parlementair stelsel Bert van den Braak. 

Ook bij het controleren van wetten van de regering wordt de Kamer minder effectief. Debatten over wetgeving voerde de Kamer steeds meer buiten de schijnwerpers: het aantal plenaire wetgevingsdebatten halveerde3 tussen 2011 en 2019. Dat de Kamer in de plenaire zaal vooral nog over het nieuws van de dag spreekt, is geen vooroordeel maar meetbare werkelijkheid.4 Wetgeving wordt naar kleine zaaltjes verdrongen, waar Kamercommissies zich in de luwte over ingrijpende wetten buigen.

Dit soort commissieoverleg was ooit bedoeld om en petit comité alvast de technische details van een wet te bespreken, zodat het daarna in de plenaire zaal over de grote politieke keuzes kon gaan.5 Maar de technische commissievergaderingen zijn inmiddels de standaard vervanger geworden van het plenaire debat. 

En bij een op de vier van die commissiedebatten is slechts een handvol fracties aanwezig. Vooral kleinere fracties – waarvan er door versnippering steeds méér zijn – ontbreekt het aan tijd om over alle wetten te debatteren. Dat betekent dat veel wetgeving alleen nog wordt besproken door de grote partijen, vaak uit de coalitie, plus de staatkundig gereformeerden van de SGP. Meer kleine partijen bevorderen de meerstemmigheid van de Kamer, maar vormen tevens een aanslag op de slagkracht van het parlement.

Handjevol Kamerleden daagt op bij debatten

Chris van Dam zit op een maandagochtend in het najaar van 2020 in de Thorbeckezaal van de Tweede Kamer, klaar voor een debat over de invoering van een Europees Openbaar Ministerie. Het CDA-Kamerlid krijgt als eerste het woord. ‘Voorzitter, goedemorgen’, zegt hij.6 ‘Beetje vreemd dat we hier maar met z’n tweeën zitten.’

Naast Van Dam zijn alleen een D66-Kamerlid en CDA-minister Grapperhaus aanwezig. Later druppelen er nog twee Kamerleden binnen. ‘Schandelijk’, zegt Van Dam tijdens een interview enkele maanden later. ‘Dit is hét werk van de Kamer. Het behelst nogal wat: deze wet gaat over de vraag of iemand uiteindelijk door een Europees OM kan worden gedagvaard. Je zou toch echt de inzichten en voors en tegens van álle partijen moeten hebben om tot een goede wet te komen.’

Toch is het aantal Kamerleden dat een wet bespreekt wel vaker op één hand te tellen. Bij een debat over de aanpassing van het bestuursrecht om de geplaagde Omgevingswet in te voeren waren slechts vier Kamerleden aanwezig.7 Bij een vergadering over nieuwe tarieven voor griffierechten kwamen maar vijf fracties opdagen.8 De hoge griffierechten zorgden er de afgelopen jaren voor dat arme mensen praktisch geen toegang hadden tot de rechter. Maar het jaarverslag van de gemiddelde voetbalclub wordt uitgebreider besproken dan deze wet.

Ook Kathalijne Buitenweg (GroenLinks) ergert zich aan de absentie van andere fracties. Tijdens de bespreking van een wet die het overheden makkelijker moet maken om persoonsgegevens uit te wisselen voor fraudeopsporing, zijn slechts zes fracties aanwezig.9 ‘Dat vind ik betreurenswaardig bij een onderwerp dat zo belangrijk is’, zegt ze bij aanvang van de vergadering.

‘Belangrijke wetten moeten gewoon in de plenaire zaal besproken worden. Dat hoort’, zegt Buitenweg. ‘Het plenum is iets belangrijks, je gaat die deur door en je voelt je wetgever. De minister wordt beter tot de orde geroepen, er komt een breder palet aan bod in het debat.’ Wetten die in commissiezaaltjes worden behandeld krijgen niet de aandacht die ze verdienen, vindt Buitenweg. ‘Daarmee wordt het bijna een soort technische kwestie. Maar dat is het niet, de wet is potentieel heel ingrijpend.’

Chris van Dam had voor deze wet ook liever in de blauwe zetels van de plenaire zaal gezeten. ‘Maar als je plenair niet aan de bak komt, dan kies ik liever voor een commissiedebat dan dat we de wet helemaal niet behandelen.’ Bovendien, geeft de CDA’er toe, speelt het coalitiebelang ook mee. ‘Die wet was voor ons belangrijk, we wilden ‘m afgerond hebben.’

Renske Leijten (SP) vindt het schadelijk dat de Kamer wetten afraffelt in commissievergaderingen. Bij wetsbesprekingen geldt officieel geen beperking in spreektijd. Maar, zegt Leijten, ‘de commissievergaderingen worden gepland van twee tot vijf, en dan moet het zaaltje leeg zijn. Dus als we wetten alleen nog in commissies bespreken heb je minder tijd. Dat komt het debat niet ten goede.’

Toch stroomt de plenaire agenda telkens weer vol met debatten over de actualiteit. Wie een wetsvoorstel plenair wil behandelen moet in de wachtrij: op dit moment zijn er veertien wetten aangemeld die nog geen plekje op de agenda hebben.10 Het wetsvoorstel voor het repareren van aardbevingsschade aan Groningse huizen zou eigenlijk plenair besproken worden, maar moest wijken voor een coronadebat. De wet over een minimum CO2-prijs voor elektriciteitsopwekking staat al sinds september 2019 op de lijst. 

Überhaupt geen debat

Bij bijna veertig procent van alle aangenomen wetten debatteerde de Kamer zelfs helemaal niet, blijkt uit ons onderzoek. Vaak gaat het om kleine wetswijzigingen die misschien best zonder debat kunnen, maar niet altijd. Zo is er de wet die moet zorgen dat ‘minitelefoons’ de gevangenis niet meer in kunnen, vanwege een nooit bewezen ‘plaag’ aan minitelefoons waarmee gevangenen hun criminele zaken zouden regelen vanuit de cel.11 De Raad van State heeft kritiek, maar de Kamer rept er niet over en doet het af als hamerstuk.12 Hetzelfde gebeurt bij een wet die gym schrapt van het lesrooster op speciale scholen. Die wet zit volgens de Raad van State slecht in elkaar, maar de Kamer neemt hem zonder discussie13 aan. 

Michiel van Nispen (SP) zegt zwaar te tillen aan de adviezen van de Raad van State, maar krijgt zelden bijval. ‘Coalitiepartijen vinden het politieke belang vaak zwaarder wegen dan de rechtsstatelijke deugdelijkheid.’

Oppositiefracties hebben elkaar nodig om ook dit soort principiële punten naar voren te brengen. Ze staan sterker wanneer ze ‘een treintje’ maken, en om beurten een serie vragen op de minister afvuren. Maar wanneer er slechts drie oppositieleden aanwezig zijn, tegenover vier van de coalitie, maak je weinig kans. Helemaal als de wet onderdeel is van het Regeerakkoord. Zo hadden de Raad van State en de orde van advocaten flinke kritiek op een wet uit het Regeerakkoord die verdachten verplicht in de rechtbank te verschijnen.14 CDA-Kamerlid Van Toorenburg legde de kritiek naast zich neer.15 ‘Ook al zeggen rechters dat het niet moet, ook al vinden advocaten het niks, ik vind het wél wat.’ 

Partijverschil

Of je wel of niet aanschuift bij een wetgevingsoverleg verschilt uiteraard per partij. ‘Er zitten diverse partijen in de Kamer die gewoon niet bezig zijn hun wetgevende taak uit te voeren’, zegt Chris van Dam. Dat blijkt ook uit onze analyse: de PVV, met twintig zetels de grootste oppositiepartij, was bij ruim een kwart van alle wetgevingsdebatten absent.16 ‘Een gemis’, zegt André Bosman (VVD). ‘Als je alleen “nee” roept bij de stemming, word je minder geloofwaardig. Het is schadelijk voor de legitimiteit van de wet.’ ‘Hun afwezigheid tast de macht van de Kamer als geheel aan’, vindt Renske Leijten (SP).

De afwezigheid van de PVV, of van het kleine Forum voor Democratie dat 95 procent van de wetgevingsdebatten aan zich voorbij17 liet gaan, valt nog meer op bij de schriftelijke wetsbehandeling. Dat klinkt saai, maar blijkt vreselijk belangrijk. Een debat is slechts het eindstation voordat de Kamer stemt. Daaraan voorafgaand stellen Kamerleden schriftelijke vragen die de minister netjes beantwoordt. ‘Een cruciale stap’, zegt hoogleraar Van den Braak. ‘Je kunt niet zonder schriftelijke inbreng’, vindt ook Chris van Dam. ‘Je hebt het nodig om de wet te begrijpen en standpunten van allerlei belangengroepen te toetsen.’ Bovendien is het onmisbaar voor de wetgevingshistorie, zegt hij. ‘Toen ik nog officier van justitie was gebeurde het regelmatig dat er een begrip in de wet stond dat ik niet goed snapte. Dan bekeek ik het verslag om te begrijpen wat de minister bedoelde.’

Maar aan dit taaie Kamerwerk, zonder draaiende camera’s en een zaal vol toehoorders, deed de PVV bij ruim acht op de tien wetten niet mee.18 De PVV gaat niet in op vragen over haar bijdrage aan wetsbehandelingen. Forum voor Democratie nam bij slechts drie van de 374 wetten de moeite om schriftelijke vragen te stellen.19

Ook PvdA vaak afwezig

Dat de PVV of FvD niet geïnteresseerd is in wetgeving, verrast misschien niet. Wel opmerkelijk is de afwezigheid van de PvdA. Die partij liet in de afgelopen regeerperiode verstek gaan bij bijna vier op de tien20 wetgevingsdebatten. Bij twee op de drie wetsvoorstellen stelde de PvdA zelfs geen schriftelijke vragen.21 ChristenUnie en SGP – met respectievelijk vijf en drie zetels – leverden vaker een schriftelijke bijdrage dan de acht koppen tellende fractie van de PvdA (de PvdA heeft negen Kamerleden, maar Kamervoorzitter en PvdA-Kamerlid Arib is niet beschikbaar voor fractiewerk).

‘Ik neem de wetgevende taak heel serieus’, zegt PvdA’er Henk Nijboer. Toch past hij regelmatig voor een debat. Na de laatste Kamerverkiezingen verloor zijn partij 29 zetels en zestig fractiemedewerkers. ‘In de vorige kabinetsperiode deed ik alleen financiële wetten. Nu moet ik alle woonwetten en een paar gaswinningswetten daar ook bij doen. Dat is een wereld van verschil.’

Nijboer laat soms door tijdgebrek een debat schieten wanneer hij al weet wat zijn partij gaat stemmen. ‘Als wij tegen zijn ga ik niet veel tijd steken in amendementen. Dan stem ik gewoon tegen.’ Ook bij wetten waar hij vóór is moet Nijboer soms verstek laten gaan. ‘Als ik het ermee eens ben, dan ben ik het ermee eens. Dan ga ik de wet niet altijd van a tot z behandelen.’ 

Investico werkt altijd samen met andere media. Zo versterken we de onderzoeksjournalistiek in Nederland.

Lees meer over ons

Chris van Dam vindt dat een te smalle taakopvatting. ‘Het is je parlementaire opdracht om te controleren of wetten juridisch goed in elkaar zitten.’ Voor het relatief grote CDA is dat wellicht makkelijk praten, maar de kleine SGP loopt ook trouw de wetgevingsdebatten af. Opvallend is dat die partij, met drie keer minder zetels als de PvdA, nauwelijks minder debatten miste. ‘Als Kamerlid heb je een verantwoordelijkheid om te zorgen dat wetten deugen’, zegt Menno de Bruyne, al bijna veertig jaar vaste fractiemedewerker van de SGP. ‘Ook wetten waar je tegen bent. Een meubelmaker maakt ook wel eens een meubelstuk dat hij niet zelf in z’n huiskamer wil hebben. Maar je wil gewoon dat het goed in elkaar zit. Het is je vak, dat doe je.’

Toch vond De Bruyne het een tijd terug ook wel mooi geweest met die wetgevingsdebatten. ‘Ik zei: “jongens, kunnen we niet een paar van die debatjes laten schieten? Wat hebben we eraan? Ja, je kan zeggen dat we hebben meegedaan, maar daar win je geen kiezers mee.”’ De Bruyne werd snel teruggefloten door zijn partijgenoten, en vindt inmiddels dat hij even ‘het verkeerde pad op was gegaan.’ Maar de SGP, een restant uit de verzuiling met een hondstrouwe achterban, is vrijwel de enige kleine partij die het zich nog kan permitteren om buiten de camera’s zoveel met wetgeving bezig te zijn. 

Scoren met initiatiefwet

Je kán je als Kamerlid wel profileren met een wet, maar dan moet je ‘m zelf schrijven. Een initiatiefwet – waarbij niet de minister maar een Kamerlid de wet maakt – is de perfecte aanleiding voor een flink persbericht, een officieel fotomomentje of een interview in de krant. 

De initiatiefwet wint aanzienlijk aan populariteit. ‘Het is ontdekt als instrument om te scoren’, zegt hoogleraar staats-en bestuursrecht Wim Voermans. Afgelopen kabinetsperiode diende de Kamer meer initiatiefwetsvoorstellen in dan ooit, 56 in totaal. Tien jaar geleden, onder Balkenende-IV, waren dat er 34. Maar terwijl er toen nog zeventien wetten werden aangenomen, bleef het onder Rutte-III bij slechts negen. De Kamer diende veel méér voorstellen in, maar kreeg er veel mínder aangenomen. 

Dat beeld is een klein beetje vertekend, omdat een initiatiefwetsvoorstel er gemiddeld 2,5 jaar over doet om aangenomen te worden. Maar ook van de voorstellen die in 2017 of 2018 zijn ingediend, twintig in totaal, zijn er slechts drie22 aangenomen. Bovendien liggen veertien initiatiefwetsvoorstellen al meer dan een jaar stil, omdat de indiener er niks meer mee doet. ‘Er wordt veel ingediend om het indienen’, zegt hoogleraar Van den Braak. ‘Veel initiatiefwetten worden geschreven als signaal naar de buitenwereld, minder om echt resultaat te bereiken.’

Repareren

‘Om al het werk te kunnen doen heb je eigenlijk minstens vijftien zetels nodig’, zegt Frank Futselaar (SP). ‘Wij hebben er veertien, dan merk je dat je niet overal bij kan zijn.’ Hoogleraar Van den Braak beaamt dat vijftien zetels het minimum is om je werk volledig te kunnen doen. Maar grote fracties zijn er steeds minder. ‘Er zijn nauwelijks nog Kamerleden die de tijd hebben om bij elke wet diep de materie in te duiken’, zegt Kathalijne Buitenweg (Groenlinks). 

‘Ik vrees de aanstaande verkiezingen met 37 partijen’, zegt Chris van Dam. Sinds de Tweede Wereldoorlog stonden er nog nooit zoveel partijen op het stembiljet. Volgens de laatste peilingen komen er acht partijen met minder dan vijf zetels in de Kamer.23 ‘Ik ben niet tegen kleine partijen, maar ben bang dat het Kamerwerk nog meer gaat lijden onder versnippering’, zegt Van Dam. ‘Het werk komt allemaal op de schouders van een paar grote fracties te liggen.’ 

Wie de Kamerzetels telt weet om welke fracties het gaat: op dit moment zijn het – afgezien van de PVV – enkel coalitiepartijen die meer dan vijftien zetels hebben en al het Kamerwerk dus volledig kunnen bijbenen. Maar zij zijn gebonden aan het regeerakkoord en dus inherent loyaler aan hun ministers die ze moeten controleren. En zo zal het voorlopig blijven gaan, want alleen met enkele ‘grote’ partijen kan je een stabiele coalitie vormen. Wat blijft er dan nog over aan serieuze oppositie die de capaciteit heeft om een inhoudelijk steekspel aan te gaan?  

‘Kleine partijen moeten nu eenmaal hun tijd verdelen, en dan kiezen ze voor publicitair interessante dingen’, zegt VVD’er Bosman. Maar, ziet hij ook, die focus op publiciteit begint zich te wreken. Doordat de aandacht voor wetgeving is verslapt, moet de Kamer steeds vaker brandjes blussen van wetgeving uit het verleden die nu verkeerd uitpakt. ‘Het is een kip-ei-probleem. We zijn steeds vaker in spoeddebatten van alles aan het repareren. Maar we moeten het omdraaien: wetgeving is onze hoofdtaak, dát moet weer op één komen te staan.’

Groot onderhoud

Toch, het tegenovergestelde gebeurt. Eens in de 25 jaar pleegt de Kamer ‘groot onderhoud’ aan haar eigen regels. Een commissie onder leiding van Kees van der Staaij (SGP) kreeg in 201824 de opdracht om het Reglement van Orde te herzien. Dé kans om alle goede voornemens over minder hijgerigheid en meer aandacht voor belangrijke wetten om te zetten in daden. Daar komt echter niet van terecht. De commissie ziet de ‘wildgroei aan debatten’ als een ontwikkeling die niet kan worden gestopt met nieuwe regels, maar beter moet worden gefaciliteerd. Daarom pleit de commissie ervoor om nóg minder wetsvoorstellen plenair te behandelen.25 ‘We willen af van het idee dat het zaaltje waar je zit uitmaakt voor de relevantie’, zegt commissielid Van Nispen (SP).

Maar dat maakt wél uit, stelt hoogleraar Van den Braak. Als wetten niet meer plenair worden besproken ‘is het gevolg dat wetgeving meer uit het zicht wordt geplaatst.’ En dat is precies wat ministers graag willen, zegt hoogleraar staats- en bestuursrecht Wim Voermans. ‘Een minister laat zich liever niet de maat nemen in een plenair debat.’ Kamerleden van de coalitie voegen zich naar die wens. ‘Er komt niets in de plenaire zaal, daar zorgt de coalitie wel voor. Het lukt ze gewoon om het hele politieke forum dat de Kamer zou moeten zijn te dresseren.’

De ene of de andere zaal, het klinkt misschien futiel, als een roostertechnisch probleem. Maar het verplaatsen van debatten naar kleine zaaltjes is een politieke overwinning van het bestuur op de controlerende macht, zegt Voermans. ‘Het is killing voor het parlement. Kamerleden mogen nu in een achterkamertje, waar niemand hen ziet, meedenken over een nieuwe wet. Maar politiek kapitaal gaan ze er niet van krijgen. En zonder politiek kapitaal ben je als volksvertegenwoordiger vleugellam.’ Natuurlijk moet de Kamer zich ook bezighouden met de technische kant van een wet, zegt Voermans. Maar dat moet tegelijk met de politieke discussie. ‘Het technische kan niet zonder het politieke. De Kamer moet het wetgevingsproces politiseren, maar dat lukt steeds slechter.’ 


  1. Tijdelijke commissie uitvoeringsorganisaties,Klem tussen balie en beleid, 2021 

  2. Tweede Kamer, Vertrouwen en zelfvertrouwen. Uitkomsten en vervolg Parlementaire zelfreflectie, 2009 

  3. Tweede Kamer, Staat van de Kamer 2019, 2020 

  4. Het aantal debatten over wetgeving nam af, terwijl het aantal meerderheidsdebatten in dezelfde periode juist sterk toenam. Zie Staat van de Kamer 2019 

  5. Zie hier 

  6. Wetgevingsoverleg Europees OM, 5 oktober 2020 

  7. Wetgevingsoverleg Wijziging van de Algemene wet bestuursrecht en enkele andere wetten in verband met het nieuwe omgevingswet en nadeelcompensatierecht, 9 november 2020 

  8. Wetgevingsoverleg Wijziging van de Wet griffierechten burgerlijke zaken in verband met het introduceren van meerdere griffierechtcategorieën voor lagere geldvorderingen, 28 oktober 2020 

  9. Wetgevingsoverleg Wet gegevensverwerking door samenwerkingsverbanden, 7 december 2020 

  10. Op de lijst van de Tweede Kamer staan 24 wetten, maar enkele daarvan zijn aangemeld en vervolgens door de Kamer stilgelegd. 

  11. Advies Nederlandse Orde van Advocaten op de wet Strafbaarstelling van het in justitiële inrichtingen binnenbrengen van verboden voorwerpen. 

  12. Advies Raad van State op de wet Strafbaarstelling van het in justitiële inrichtingen binnenbrengen van verboden voorwerpen

  13. Advies Raad van Stateop de Verzamelwet OCW 20, die op 23 januari 2020 als hamerstuk wordt afgedaan door de Tweede Kamer. 

  14. Advies Raad van State (25 juli 2019) op de Wet uitbreiding slachtofferrechten. 

  15. Wetgevingsoverleg Wet uitbreiding slachtofferrechten (35349), 5 oktober 2020. 

  16. Zie achtergronddocument 

  17. Zie achtergronddocument 

  18. Zie achtergronddocument 

  19. Zie achtergronddocument 

  20. Zie achtergronddocument 

  21. Zie achtergronddocument 

  22. Zie achtergronddocument 

  23. Volgens peilingwijzer gaat het om de ChristenUnie, PvdD, 50PLUS, DENK, SGP, FvD, JA21 en Volt 

  24. Op 13 maart 2018 is de werkgroep van start gegaan 

  25. Rapport van de werkgroep Herziening Reglement van Orde,30 oktober 2019 

Wilt u onafhankelijke onderzoeksjournalistiek ondersteunen? Word Vriend van Investico

U las de longread van dit onderzoek. Heeft u naar aanleiding hiervan een tip? Neem contact met ons op

Verdedig de rechtsstaat. Steun onafhankelijke onderzoeksjournalistiek in Nederland.

Word vriend