Nieuws
Ziekenhuizen vertragen inhaalzorg, patiënten onnodig lang op wachtlijst
Patiënten moeten in een ziekenhuis tot vier keer langer wachten op uitgestelde zorg dan in zelfstandig klinieken. De klinieken zeggen bovendien ruimte over te hebben om meer patiënten te behandelen. Dat geldt met name voor de behandelingen die vanwege corona het vaakst zijn uitgesteld, zoals staaroperaties, knie- en heupvervangingen en het verwijderen van spataderen. En voor een simpele MRI-scan wachten patiënten in een kliniek gemiddeld zes dagen en in een ziekenhuis ruim drie weken: bijna vier keer zo lang. Dit blijkt uit een analyse van de wachttijden die de Nederlandse Zorgautoriteit publiceert door Platform voor onderzoeksjournalistiek Investico, voor Trouw en De Groene Amsterdammer.
130 duizend operaties uitgesteld
Patiënten die langer moeten wachten op bijvoorbeeld een heupvervanging zijn vaak niet in levensgevaar, maar hebben door het uitstel wel extra pijn en ongemak. Juist die planbare zorg – behandelingen die niet binnen zes weken hoeven plaats te vinden – is de afgelopen twee jaar vaak afgeschaald. Volgens de Nederlandse Zorgautoriteit zijn er 130 duizend operaties uitgesteld, de Nederlandse Vereniging van Ziekenhuizen zegt nog tot 2023 bezig te zijn met het inhalen van operaties.
De langere wachtlijsten worden deels veroorzaakt doordat ziekenhuizen de “makkelijke” behandelingen niet kwijt willen omdat deze financieel meer opleveren dan de ingewikkeldere zorg. “Complexe patiënten zijn natuurlijk veel duurder”, zegt Rob Dillmann, bestuurslid bij de Nederlandse Vereniging van Ziekenhuizen en bestuursvoorzitter van het Isala Ziekenhuis in Zwolle. “Je wilt als ziekenhuis ook de minder complexe patiënten graag bij je houden.” Daarnaast willen patiënten niet altijd naar een kliniek, zegt Dillmann, omdat ze gehecht zijn aan hun dokter of ziekenhuis.
Klinieken kunnen extra zorg bieden
Ondertussen hebben klinieken ruimte over voor inhaalzorg. Paulette Timmerman, directeur van branchevereniging Zelfstandige Klinieken Nederland waarin ruim vijfhonderd zelfstandige klinieken zijn verenigd, maakt een schatting: “Onze leden zeggen dat ze nog zeker 10 procent extra zorg kunnen bieden: ongeveer 10 duizend behandelingen per maand.” De klinieken bieden verzekerde zorg, de meeste richten zich op één of een paar specialismen, zoals oogzorg of orthopedie. “Daardoor zijn klinieken vaak efficiënter georganiseerd, zegt Timmerman.
Niet alle patiënten op de wachtlijst kunnen in een kliniek terecht. Operaties waarvoor een IC-bed nodig is, kunnen alleen in een ziekenhuis plaatsvinden. Patiënten met verschillende aandoeningen tegelijk kunnen daardoor ook niet in een kliniek worden behandeld. Maar dan nog staan er veel mensen op de wachtlijst in het ziekenhuis die wel in een kliniek geholpen kunnen worden, hoewel niemand weet hoeveel dat er precies zijn.
De Nederlandse Zorgautoriteit (NZa) houdt toezicht op de toegankelijkheid van zorg, zegt Xander Koolman, gezondheidseconoom aan de Vrije Universiteit Amsterdam. “Die heeft de wettelijke taak om in te grijpen als mensen onterecht te lang moeten wachten op passende zorg.” Dat doet de NZa nu niet.
Maar die heeft niet ingegrepen. De Zorgautoriteit herkent de verschillen in wachttijd, zegt directeur Toezicht Karina Raaijmakers. Als een patiënt de wachttijd te lang vindt, kan die naar de zorgverzekeraar stappen om te vragen of het ergens anders niet sneller kan, legt ze uit. “En gezien het verschil in wachttijden loont dat.” De toezichthouder onderzocht afgelopen jaar meerdere keren of zorgverzekeraars wel genoeg zorg bij klinieken hadden gecontracteerd, maar vond geen overtredingen. Bovendien, zegt ze, “als ziekenhuizen en klinieken in een regio niet goed samenwerken om patiënten te verdelen, dan kunnen we dat als NZa niet afdwingen.”
“Het uitstellen van al die zorg heeft de gezondheid van tienduizenden Nederlanders geraakt. Als de NZa dan weet dat er een oplossing is voor een deel van dat probleem, maar zegt dat het niet hun bevoegdheid is, dan gaat ze daarmee voorbij aan die gezondheidsschade”, zegt gezondheidseconoom Xander Koolman. Als ziekenhuizen geen patiënten willen opgeven, dan kan de Zorgautoriteit daar formeel gezien weinig tegen doen, zegt Duco Bannink, universitair hoofddocent Governance in de Zorg aan de Vrije Universiteit. “Als een ziekenhuis zegt dat de patiënt niet naar een kliniek kan, moet de NZa die verklaring voor lief nemen. Maar daar kunnen ze meer een probleem van maken, bijvoorbeeld door om meer regels te vragen van het ministerie van VWS.